Er is een moment in de geschiedenis waarop elk geloof naar zichzelf moet kijken en beseffen dat het niet langer de wereld kan verklaren, maar er nog wel richting aan kan geven. Europa kende dat moment tijdens de Verlichting, toen de kerk haar greep op de waarheid verloor, maar haar waarden niet. De islamitische wereld bevindt zich nu op datzelfde breukvlak. Niet omdat ze achterloopt, maar omdat ze, net als het middeleeuwse christendom, vastzit in de laatste stuiptrekkingen van een systeem dat macht en moraal te lang als één geheel heeft gezien.

Wie naar de geschiedenis van Europa kijkt, ziet een herkenbaar patroon. De kerk was eeuwenlang de verzamelplaats van kennis, macht en angst. Het volk leerde dat waarheid iets was dat je niet zelf kon ontdekken maar alleen mocht ontvangen van een priester of paus. De klassieke wijsheid van de Grieken en Romeinen lag in kloosters opgeslagen, ontoegankelijk voor het gewone volk. De wetenschap moest wachten tot ze weer mocht spreken. Dat veranderde niet van de ene dag op de andere. Er waren martelaren van de rede, mensen die het aandurfden om te denken. Galileo Galilei keek naar de sterren en zag een hemel die niet om de aarde draaide. De kerk zag een bedreiging en veroordeelde hem tot zwijgen. Pas eeuwen later begreep men dat niet de hemel, maar het geloof rond de mens draaide.

Hetzelfde zien we nu in delen van de islamitische wereld. De religie zelf is niet het probleem, maar de manier waarop sommige staten en geestelijken haar monopoliseren. De islam heeft altijd meerdere gezichten gehad, van het filosofische denken in het middeleeuwse Andalusië tot de mystieke poëzie van Rumi. Maar net zoals de Europese kerk ooit de poorten van kennis sloot, hebben bepaalde islamitische regimes de dialoog vervangen door dogma’s. In plaats van rede en interpretatie wordt gehoorzaamheid beloond. En net als in het Europa van toen, leidt dat niet tot stabiliteit maar tot verstikking.

De jonge generaties voelen dat verschil. In Iran, in Turkije, in Egypte groeit een generatie op die niet langer accepteert dat religie het laatste woord heeft over liefde, wetenschap of kunst. Ze verlaten de moskee niet uit afkeer, maar omdat ze niet geloven dat God alleen in de stem van een mullah spreekt. Net als de studenten van de Verlichting zoeken ze een nieuwe balans tussen geloof en vrijheid. Waar Descartes zei “ik denk dus ik ben”, zegt de hedendaagse Iraanse student “ik twijfel dus ik besta”. Dat is de kiem van verlichting.

De parallellen met Europa zijn opvallend. De Reformatie brak de macht van de kerk door het geloof terug te brengen naar het individu. Luther vertaalde de Bijbel zodat gewone mensen konden lezen wat voorheen alleen geestelijken mochten uitleggen. In de islamitische wereld gebeurt iets vergelijkbaars. Sociale media en vertalingen van de Koran in moderne talen maken het mogelijk dat mensen zelf nadenken over wat ze geloven. Dat is revolutionair, want macht berust op controle over interpretatie. Zodra iedereen kan lezen, kan iedereen denken. En zodra iedereen denkt, verschuift autoriteit.

In Turkije probeerde Mustafa Kemal Atatürk in de twintigste eeuw dat proces te versnellen. Hij maakte van een religieuze staat een seculiere republiek, schafte het kalifaat af en verving het Arabische schrift door het Latijnse alfabet. Dat was geen aanval op het geloof maar een poging om de samenleving te moderniseren. In de decennia daarna bleef Turkije schommelen tussen religieuze heropleving en seculiere hervorming, maar de kiem die Atatürk plantte leeft nog steeds. In Iran zie je een nieuw soort hervormers opstaan, mensen die zich niet openlijk atheïstisch noemen maar wel pleiten voor de scheiding tussen religie en recht. Hun leiders worden gevangen gezet, net zoals Galileo werd veroordeeld, maar de ideeën blijven bewegen.

Er zijn figuren die je de Galilei’s en Voltaire’s van de islam kunt noemen. Denk aan Nasr Abu Zayd, een Egyptische filosoof die pleitte voor een symbolische interpretatie van de Koran en daarom als afvallig werd bestempeld. Of Abdolkarim Soroush in Iran, die religieuze kennis beschouwt als veranderlijk en daardoor in conflict kwam met de geestelijkheid. Ze worden niet altijd gehoord, maar hun invloed groeit onder studenten en intellectuelen die vrijheid niet langer zien als zonde maar als verantwoordelijkheid.

De islamitische wereld staat dus niet stil. Wat wij in Europa eeuwen geleden beleefden, voltrekt zich nu in een versnelde, digitale variant. De rede wint terrein, maar met horten en stoten. De extremistische bewegingen die we zien zijn niet het bewijs van kracht maar van angst. Ze zijn de laatste bastions van een oude orde die weet dat ze haar monopolie verliest. Elke aanslag, elke fatwa, elke roep om zuiverheid is in wezen een schreeuw tegen moderniteit. En juist dat maakt de vooruitgang onvermijdelijk.

Verlichting betekent niet dat geloof verdwijnt. In Europa verdween de kerk niet; ze verloor alleen haar macht over wetenschap en politiek. Veel Europeanen geloven nog steeds, maar ze geloven vrij. Dat is de richting waarin de islamitische wereld uiteindelijk ook zal bewegen. Mekka en Medina zullen blijven bestaan als spirituele centra, maar de macht om wetten te dicteren zal verdwijnen. Wat overblijft is religie als persoonlijke bron van troost en zingeving, niet als keten van regels.

Er zal verzet zijn, net zoals de kerk ooit Galileo tot zwijgen bracht. Maar ideeën zijn hardnekkiger dan dogma’s. Waar ooit een index van verboden boeken lag, ligt nu een digitale bibliotheek binnen ieders bereik. En waar ooit de kerk de zon uit de hemel verbood, kan nu een meisje in Teheran online leren hoe de aarde draait. Dat is geen detail, dat is revolutie.

De islam is niet in crisis, ze is in overgang. Ze bevindt zich op het kantelpunt dat het christendom eeuwen geleden kende. De toekomst ligt bij diegenen die durven twijfelen zonder hun waardigheid te verliezen, die geloven dat God geen angst vraagt maar nieuwsgierigheid. En zoals de verlichting in Europa niet van boven kwam maar uit de klaslokalen, de drukpersen en de huiskamers, zal ook de islamitische verlichting van onderop ontstaan. De jongeren die vandaag vragen stellen, zijn de denkers van morgen. En als de geschiedenis één ding leert, is het dat de rede uiteindelijk altijd haar weg vindt, ook wanneer de deur nog op slot zit.