Sinterklaas is weer in het land, maar het feest voelt al jaren anders. In steeds meer steden worden intochten afgeblazen of gereduceerd tot kleine, haast vrijblijvende evenementen. Niet omdat de magie weg is, maar omdat gemeenten het zat zijn geworden om veiligheidsrisico’s te moeten afwegen tussen activisten, tegenactivisten en de dreiging van onrust. Terwijl de Kerstbomen al in november verschijnen, krimpt het Sinterklaasfeest langzaam uit het publieke leven. De vraag die blijft hangen is pijnlijk. Hoe heeft Nederland deze culturele discussie zo slecht weten te navigeren dat niemand er uiteindelijk iets mee gewonnen heeft.
Het begon met een artistieke interventie van Quinsy Gario, die met de simpele tekst Zwarte Piet is racisme een nationaal gesprek wist te forceren dat decennialang onder het tapijt was geschoven. Gario, zelf geboren op Curaçao en opgegroeid in St Maarten en Nederland, legde de vinger op een diep pijnpunt dat in veel families werd gevoeld maar nooit publiekelijk werd erkend. Zijn boodschap was nooit een aanval op het feest zelf maar een oproep om te begrijpen wat het met zwarte Nederlanders doet om jaar na jaar in een karikatuur te worden gezien die is geworteld in een pijnlijk koloniaal verleden. Zijn protesten groeiden uit tot een bredere beweging en vormden de basis voor wat later Kick Out Zwarte Piet werd.
Kick Out Zwarte Piet wordt in het publieke debat vaak neergezet als een kleine en radicale actiegroep, maar dat beeld doet weinig recht aan hoe de organisatie daadwerkelijk werkt. KOZP is geen losse verzameling activisten maar een netwerk van lokale comités, studenten, docenten, kunstenaars en buurtgroepen die zich hebben verenigd omdat zij vonden dat de gesprekken over Zwarte Piet jarenlang nergens toe leidden. De beweging ontstond uit frustratie dat alleen symbolische veranderingen werden doorgevoerd terwijl er geen ruimte kwam voor het bredere gesprek over uitsluiting en het koloniale verleden. Hoewel KOZP soms stevig protesteert, is de structuur vooral gericht op maatschappelijke druk, juridische strategie en het beschikbaar maken van kennis over discriminatie. Daardoor speelt de beweging al jaren een centrale rol in het agenderen van het debat, ook al wordt zij in het publieke beeld vaak gereduceerd tot enkel een protestclub.
Toch liep het debat al snel vast en dat kwam niet alleen door de weerstand vanuit het land maar ook door de manier waarop de protesten zich ontwikkelden. Waar de interventie van Quinsy Gario begon als een duidelijke en rustige poging om het gesprek te openen, groeiden de acties van Kick Out Zwarte Piet uit tot fel en soms confronterend protest bij intochten waar juist jonge kinderen aanwezig waren. Die strategie creëerde geen ruimte voor dialoog maar versterkte defensieve reflexen bij ouders en omstanders die het gevoel kregen dat hun feest werd aangevallen. De sfeer verhardde en dat gaf extreem rechtse groepen de kans om zich in het conflict te mengen, waardoor het debat nog verder polariseerde. In plaats van een gesprek over de inhoud ontstond een frontale botsing waarin niemand meer openstond voor nuance. Daardoor kwam het onderwerp nooit meer op het niveau waarop het eigenlijk had moeten worden besproken, namelijk hoe een nationale traditie kan worden aangepast zodat alle kinderen zich er thuis in voelen in een samenleving die voortdurend verandert.
Gemeenten probeerden halfslachtige oplossingen zoals stroopwafel pieten in Gouda of vage kleurvegen die niemand tevreden maakten. Politici bleven liever op afstand omdat het onderwerp stemmen kon kosten en media zetten het debat vaak neer als een botsing tussen sentiment en activisme. Zo ontstond een cultuurstrijd die elk jaar grimmiger werd en waarin extreme groepen zich steeds nadrukkelijker met de discussie bemoeiden. Intochtcomités en burgemeesters besloten uiteindelijk dat de makkelijkste manier om spanning te voorkomen simpelweg was om de intocht te schrappen.
Ironisch genoeg is daarmee een situatie ontstaan waarin het feest zelf wankelt, terwijl het oorspronkelijke probleem niet echt is opgelost. Zwarte Piet verdween uit het straatbeeld maar echte erkenning van de historische en maatschappelijke pijn kwam er niet. Gario en de andere initiatiefnemers kregen hun gelijk in vorm maar niet in inhoud, want de verandering kwam door druk en conflict, niet door begrip. En de voorstanders van de oude traditie verloren uiteindelijk een deel van de culturele beleving waar zij aan gehecht waren, zonder dat zij ooit het gevoel kregen dat hun zorgen serieus genomen werden.
Nederland staat dus voor een dubbel verlies. Het feest dat ooit het symbool was van gezelligheid en jeugdherinneringen wordt in veel steden nauwelijks nog gevierd. En het debat dat had kunnen leiden tot meer begrip en gelijkwaardigheid is nooit echt afgemaakt. Het land heeft een traditie deels opgegeven zonder dat het litteken is geheeld.
Toch hoeft dit niet het einde te zijn van Sinterklaas. Tradities kunnen evolueren zonder te verdwijnen. De vraag is niet of Zwarte Piet terug moet komen maar hoe het feest kan worden heruitgevonden zodat kinderen van alle achtergronden zich er thuis in voelen. Dat kan alleen als er eindelijk erkenning komt voor het feit dat het oude beeld pijn deed en dat dit niets te maken had met sentiment maar met lived experience van honderdduizenden Nederlanders.
Als Nederland die eerlijkheid durft te tonen, kan het feest opnieuw worden opgebouwd. Kleiner, menselijker en zonder de vijandigheid die het de afgelopen jaren heeft gekenmerkt. Sinterklaas kan dan opnieuw een symbool worden van verbondenheid in plaats van verdeeldheid. Maar dat begint bij het gesprek dat het land nooit volledig heeft durven voeren.
