De afgelopen decennia zijn wij overspoeld met beloften over technologische vooruitgang. Digitalisering zou ons leven gemakkelijker maken, kunstmatige intelligentie zou ons bevrijden van repetitieve taken en internet zou de wereld dichter bij elkaar brengen. Toch groeit de twijfel of deze vooruitgang werkelijk vooruitgang is. Steeds vaker klinkt de vraag of we niet vooral in een nieuwe afhankelijkheid terecht zijn gekomen. Vooruitgang lijkt een begrip te zijn geworden dat zijn glans heeft verloren en dat vooral de belangen van grote bedrijven en overheden dient in plaats van de burger die ooit dacht de grote winnaar te zijn.
Het ideaalbeeld van digitalisering werd aanvankelijk gepresenteerd als democratisering van kennis en toegang. Iedereen zou via internet gelijke kansen hebben om informatie te vinden, zichzelf te ontwikkelen en deel te nemen aan de samenleving. Dit ideaal werd ondersteund door het idee dat technologie neutraal is, een instrument dat enkel afhankelijk is van hoe wij het gebruiken. In de praktijk blijkt dat beeld inmiddels naïef. Bedrijven als Google, Meta, Amazon en Apple hebben zich niet ontwikkeld tot neutrale poorten naar informatie, maar tot dominante spelers die het gebruik van internet sturen en bepalen. De algoritmes die ons leiden zijn niet bedoeld om ons te verrijken, maar om ons gedrag te beïnvloeden en ons langer vast te houden binnen hun ecosystemen.
De illusie van vooruitgang wordt ook zichtbaar in de arbeidsmarkt. Automatisering en kunstmatige intelligentie hebben beloftes gebracht over meer vrije tijd, meer ruimte voor creativiteit en minder fysieke belasting. Maar de werkelijkheid laat zien dat veel banen verdwijnen zonder dat er volwaardige alternatieven voor in de plaats komen. Nieuwe beroepen ontstaan wel, maar vaak in de vorm van onzekere platformbanen of tijdelijke contracten die nauwelijks perspectief bieden. Het idee dat technologie banen vernietigt, maar ook altijd nieuwe creëert, is slechts ten dele waar. Voor velen betekent de digitale samenleving een bestaan in onzekerheid, waarin flexibiliteit een eufemisme is voor structurele instabiliteit.
De belofte van meer verbinding is eveneens een façade gebleken. Sociale media werden gepresenteerd als platformen die mensen dichter bij elkaar zouden brengen, maar in de praktijk hebben ze juist geleid tot meer polarisatie en wantrouwen. Algoritmes versterken onze voorkeuren, sluiten ons op in bubbels en geven een vertekend beeld van de werkelijkheid. In plaats van meer begrip voor de ander zien we dat digitale netwerken vaak juist zorgen voor verharde tegenstellingen. De vooruitgang die ons zou verbinden, heeft geleid tot een samenleving waarin men elkaar sneller wegzet en minder openstaat voor nuance.
Daarnaast is er de groeiende afhankelijkheid van digitale infrastructuren. Waar vroeger een stroomstoring slechts tijdelijk ongemak veroorzaakte, betekent een digitale storing tegenwoordig dat hele economieën platliggen. Banken, ziekenhuizen, overheden en bedrijven zijn volledig afhankelijk geworden van digitale systemen die door een beperkt aantal partijen worden beheerd. Deze concentratie van macht roept vragen op over democratische controle en nationale soevereiniteit. De burger die ooit dacht meer grip te krijgen door toegang tot informatie, heeft in werkelijkheid een deel van die grip verloren aan een infrastructuur die zich grotendeels onttrekt aan publieke verantwoording.
Vooruitgang blijkt dus minder een vanzelfsprekend goed en meer een vraagstuk van macht en belangen. De technologieën die ons leven bepalen zijn niet ontwikkeld met het oog op collectief welzijn, maar op winstmaximalisatie en marktdominantie. Dat is op zichzelf niet verrassend, maar het laat wel zien dat vooruitgang niet neutraal is. Het is een richting die wordt bepaald door degenen die de middelen hebben om te investeren, en dat zijn zelden burgers of kleine gemeenschappen.
Toch is het te gemakkelijk om enkel cynisch te zijn. Digitalisering heeft onmiskenbaar voordelen gebracht. De toegang tot kennis is enorm toegenomen, medische innovaties zijn mede mogelijk door kunstmatige intelligentie en het gemak waarmee we wereldwijd kunnen communiceren is ongekend. Maar de vraag is of die voordelen voldoende opwegen tegen de nadelen. Want elk voordeel lijkt vergezeld te gaan van een prijs die pas later duidelijk wordt. Het gemak van online shoppen leidt tot de ondergang van lokale winkels. De snelheid van communicatie zorgt voor permanente werkdruk en een samenleving die nooit uitstaat. De toegankelijkheid van informatie leidt tot oppervlakkigheid en een eindeloze strijd om aandacht in plaats van verdieping.
Vooruitgang lijkt daardoor steeds meer een subjectief begrip te worden. Voor de een betekent het meer comfort en efficiëntie, voor de ander verlies van autonomie en betekenis. Het is precies in die subjectiviteit dat de illusie schuilt. Want zolang vooruitgang gedefinieerd wordt door technologische innovatie alleen, zonder aandacht voor sociale, culturele en ethische gevolgen, blijft het eenzijdig en incompleet. Wat wij vooruitgang noemen, kan voor een ander achteruitgang zijn.
De rol van kunstmatige intelligentie illustreert dit spanningsveld. Enerzijds biedt AI ongekende mogelijkheden voor medische diagnoses, onderwijs en efficiëntie in bedrijven. Anderzijds dreigt het de creativiteit en autonomie van mensen te ondermijnen. Wanneer steeds meer beslissingen worden uitbesteed aan systemen die functioneren als een zwarte doos, verliezen mensen hun vermogen om verantwoordelijkheid te dragen. De illusie dat AI ons slimmer maakt, kan omslaan in een realiteit waarin wij afhankelijk worden van systemen die we niet begrijpen en niet controleren.
Een van de urgentste vragen is daarom wie bepaalt wat vooruitgang is. Is dat de tech-industrie die haar eigen innovaties als noodzakelijk presenteert, of is dat de samenleving die de gevolgen ondervindt. Het publieke debat over digitalisering is vaak te laat en te oppervlakkig. Wanneer nieuwe technologieën eenmaal massaal worden ingevoerd, blijkt er weinig ruimte voor correctie. Dat was zo met sociale media, met de smartphone en met de opkomst van platformeconomieën. Steeds opnieuw zien we dezelfde dynamiek: innovatie wordt gepresenteerd als vooruitgang, de samenleving volgt en pas daarna worden de negatieve effecten zichtbaar.
Het zou naïef zijn te denken dat de digitale samenleving nog kan worden teruggedraaid. Technologieën verdwijnen niet meer uit ons leven zodra ze eenmaal zijn ingeburgerd. Wat wel kan, is het herdefiniëren van vooruitgang. Dat betekent dat we niet alleen moeten kijken naar technologische efficiëntie, maar ook naar sociale rechtvaardigheid, menselijke autonomie en duurzaamheid. Vooruitgang kan pas echt vooruitgang zijn als ze bijdraagt aan een samenleving waarin mensen zich gezien, gehoord en gewaardeerd voelen, in plaats van gereduceerd te worden tot data en gebruikersprofielen.
Voor individuen betekent dit dat zij kritisch moeten leren omgaan met de illusies die worden verkocht. Niet elke app die gemak belooft, draagt bij aan welzijn. Niet elk algoritme dat snelheid brengt, leidt tot betere keuzes. De uitdaging is om onderscheid te maken tussen technologische vernieuwing die werkelijk waarde toevoegt en innovatie die vooral afhankelijkheid vergroot. Dat vraagt om een herwaardering van menselijke waarden in een wereld die steeds meer door kunstmatige werkelijkheden wordt bepaald.
De illusie van vooruitgang in de digitale samenleving is daarmee geen complottheorie of pessimistisch doembeeld, maar een realiteit die zichtbaar wordt in de kleine details van ons dagelijks leven. Het moment dat je je realiseert dat je geen route meer kunt vinden zonder navigatie-app. Het ongemak wanneer een betaling niet lukt omdat het systeem eruit ligt. De frustratie wanneer een algoritme bepaalt wat je ziet, zonder dat je zelf nog echt kiest. Het zijn kleine signalen die samen een groter patroon vormen.
De toekomst van de digitale samenleving ligt niet vast. Ze wordt bepaald door de keuzes die we nu maken en de vragen die we durven stellen. Vooruitgang mag geen synoniem zijn voor meer technologie alleen, maar moet opnieuw gedefinieerd worden in termen van menselijke waardigheid en collectief welzijn. Zolang we blijven geloven dat elke nieuwe innovatie automatisch een stap vooruit is, blijven we gevangen in een illusie die ons langzaam maar zeker de controle ontneemt.
De illusie van vooruitgang is dus vooral een waarschuwing. Een oproep om niet blind te vertrouwen op beloften van gemak en efficiëntie, maar om te kijken naar de bredere gevolgen voor de samenleving. Want pas als vooruitgang meer betekent dan technologische groei, kan de digitale samenleving werkelijk een samenleving worden waarin mensen vooruitkomen in plaats van verdwijnen in de schaduw van algoritmes en belangen die groter zijn dan henzelf.
