Thuisonderwijs was in Nederland lange tijd vooral iets voor een kleine groep ouders die vanuit religieuze overtuiging hun kinderen liever niet naar een reguliere school stuurden. Vaak speelde mee dat zij bang waren dat op school onderwerpen aan bod zouden komen die in strijd waren met hun geloof, zoals de evolutietheorie. Voor deze ouders stond de bescherming van hun waarden voorop. Veel christenen in Nederland zien religie en wetenschap overigens niet als tegenpolen. Religie wordt beleefd als iets spiritueels en wetenschap als iets rationeels en de twee kunnen volgens hen prima naast elkaar bestaan. Toch kozen sommigen ervoor om hun kinderen volledig zelf te onderwijzen, zodat zij maximale controle hadden over de kennis die werd doorgegeven.
In de afgelopen jaren is er echter een nieuwe beweging bijgekomen die thuisonderwijs een andere lading geeft. Tijdens de coronapandemie maakten alle gezinnen kennis met thuisonderwijs, noodgedwongen en in digitale vorm. Voor een aantal ouders opende dat de deur naar een structurele keuze. Waar religieuze motieven in het verleden dominant waren, zien we nu ouders die zich vanuit wantrouwen en complotdenken tot thuisonderwijs wenden. Zij beschouwen scholen als onderdeel van een systeem dat kinderen niet zozeer opleidt tot kritische burgers, maar indoctrineert met een kapitalistisch wereldbeeld waarin ieder mens vooral consument of product is. Voor hen staat thuisonderwijs symbool voor autonomie en bescherming tegen een maatschappij die volgens hun overtuiging de verkeerde kant op gaat.
Deze groep heeft vaak na corona een breuk ervaren met familie en vrienden. Discussies over vaccins, over maatregelen en over instituties zorgden voor pijnlijke conflicten. Sommige ouders die zich door hun omgeving niet meer begrepen voelen, willen voorkomen dat hun kinderen hetzelfde meemaken. Door hun kinderen weg te houden van reguliere scholen hopen zij hen te behoeden voor contact met wat zij zien als het systeem. Daarbij komt dat er in deze kringen verhalen circuleren over wat er in scholen zou gebeuren. Een voorbeeld dat veel wordt gedeeld is dat kinderen bij binnenkomst moeten kiezen tussen een roze of blauwe placemat, afhankelijk van hoe zij zich die dag identificeren. Zulke verhalen blijken vaak afkomstig uit de Verenigde Staten, waar discussies over gender en onderwijs veel heftiger spelen, en verspreiden zich in Nederland via sociale media. Het zijn meestal anekdotes die beginnen met iemand die zegt dat een kennis dit heeft meegemaakt en vervolgens worden ze rondverteld als bewijs. Feitelijk bewijs ontbreekt doorgaans, maar de angst is er niet minder om.
Een deel van deze ouders vreest dat kinderen in aanraking komen met ideeën over gender en seksualiteit die niet passen bij hun overtuigingen. In online groepen wordt soms zelfs gesproken over grooming, alsof scholen kinderen bewust zouden aanzetten tot homoseksualiteit of tot een andere genderidentiteit. Het is een frame dat sterk appelleert aan angst en bescherming en dat daardoor overtuigend kan werken, ook zonder bewijs.
De groei van thuisonderwijs door deze nieuwe motieven roept belangrijke vragen op. Onderwijs is in Nederland niet alleen bedoeld om kennis bij te brengen, maar ook om kinderen te leren omgaan met diversiteit, verschillen van mening en de complexiteit van de samenleving. Wanneer ouders hun kinderen volledig uit dat systeem halen, bestaat het risico dat ze opgroeien in een veel kleinere wereld, met minder mogelijkheden om andere perspectieven te ontmoeten. Wetenschappers waarschuwen dat dit kan leiden tot eenvormigheid en zelfs indoctrinatie, juist het omgekeerde van wat onderwijs zou moeten bewerkstelligen.
Daar komt bij dat kinderen sociale vaardigheden ontwikkelen in interactie met leeftijdsgenoten. Samenwerken, conflicten oplossen, leren omgaan met verschillen en vriendschappen opbouwen zijn minstens zo belangrijk als vakkennis. Wie thuisonderwijs kiest vanuit wantrouwen jegens de buitenwereld, beperkt mogelijk de toegang van kinderen tot deze ervaringen. Bovendien speelt de vraag of ouders die gemotiveerd zijn door angst of complotdenken wel in staat zijn een breed en evenwichtig curriculum aan te bieden. De kans is groot dat juist die onderwerpen die niet in hun wereldbeeld passen worden vermeden.
Voorstanders van thuisonderwijs wijzen erop dat kinderen die intensieve één-op-één begeleiding krijgen soms juist beter presteren op cognitieve vakken. Ouders die sterk gemotiveerd zijn en voldoende middelen hebben kunnen hun kinderen een rijk leerklimaat bieden. In sommige landen, zoals de Verenigde Staten, is er een hele infrastructuur ontstaan van lesmateriaal, online platforms en sociale groepen voor thuisonderwijzers. Toch is daar de kritiek dat toezicht vaak ontbreekt en dat kinderen kwetsbaar kunnen zijn voor verwaarlozing of een te eenzijdige opvoeding.
In Nederland is de situatie strenger geregeld. Vanwege de leerplicht is thuisonderwijs alleen toegestaan in zeer uitzonderlijke gevallen, meestal op basis van religieuze of levensbeschouwelijke gronden. Toch zien we dat het aantal verzoeken om ontheffing toeneemt. In 2021 steeg het aantal aanvragen met meer dan twintig procent, wat laat zien dat de belangstelling groeit. De overheid staat hierin voor een lastige balans. Enerzijds is er vrijheid van onderwijs, een grondrecht dat diep in de Nederlandse traditie verankerd is. Anderzijds is er de plicht om kinderen te beschermen tegen een te beperkte of eenzijdige opvoeding en om te waarborgen dat zij goed worden voorbereid op deelname aan de samenleving.
De discussie over thuisonderwijs weerspiegelt daarmee grotere maatschappelijke spanningen. Religieuze motieven voor thuisonderwijs zijn vaak al decennialang bekend en krijgen binnen bepaalde kaders erkenning. De nieuwe golf van ouders die vooral uit wantrouwen en complotdenken handelen, stelt de samenleving voor een andere uitdaging. Hun keuze is niet zozeer een pedagogische of religieuze, maar een politieke en culturele. Ze komt voort uit een diep onbehagen met instituties en uit de wens om kinderen af te schermen van wat zij als schadelijke invloeden zien.
Het is verleidelijk om dit fenomeen af te doen als marginaal of extreem. Toch is het belangrijk om het serieus te nemen, omdat het raakt aan vertrouwen in de democratie, in wetenschap en in de samenleving zelf. Waar vertrouwen verdwijnt, zoeken mensen alternatieve routes, en thuisonderwijs wordt daar een symbool van. De vraag is hoe we als maatschappij met deze signalen omgaan. Meer openheid in scholen over wat er wordt onderwezen, betere communicatie met ouders en meer ruimte voor dialoog kunnen helpen. Maar er zal ook duidelijk moeten worden bewaakt dat het belang van kinderen centraal blijft staan.
Thuisonderwijs kan in bepaalde omstandigheden goed werken, maar het mag nooit een vehikel worden om kinderen op te sluiten in een wereld die enkel het perspectief van hun ouders weerspiegelt. Kinderen hebben recht op kennis, recht op diversiteit en recht op de kans om hun eigen weg te vinden. Ouders die vanuit liefde en zorg hun kinderen beschermen, moeten zich afvragen of zij hen werkelijk beschermen of juist beperken. In een tijd waarin thuisonderwijs steeds meer aandacht krijgt, is dat misschien wel de belangrijkste vraag die we onszelf moeten stellen.
