Er zijn landen die te groot zijn om te negeren maar te complex om te begrijpen. Nigeria hoort daarbij. Het is het land van olie en armoede, van geloof en geweld, van jongeren met smartphones en dorpen zonder stroom. Een natie die in potentie het hart van Afrika is, maar al decennia wordt verscheurd door religie, corruptie en ongelijkheid. Voor wie denkt dat dit alleen een binnenlandse kwestie is, vergist zich. De Verenigde Staten, China, Rusland en Europa kijken allemaal naar Nigeria. Niet uit liefdadigheid, maar omdat het land te belangrijk is om aan zijn lot over te laten.
De wortel van het probleem ligt diep in de geschiedenis. De Britten trokken ooit willekeurige grenzen om hun koloniale belangen veilig te stellen en maakten van tientallen volken één kunstmatig land. Het noorden, overwegend islamitisch en gericht op handel en traditie, werd samengevoegd met het zuiden, christelijk, kustgericht en rijk aan grondstoffen. Sinds de onafhankelijkheid in 1960 worstelt Nigeria met die erfzonde. De kloof tussen noord en zuid is meer dan geloof alleen. Het is ook een verschil in tempo, in perspectief, in toekomstbeeld. In het noorden overheersen armoede en analfabetisme, in het zuiden olie en internationale contacten. De spanning tussen die werelden is de motor van instabiliteit.
De Amerikanen weten dat. Ze zijn al jaren aanwezig, officieel om te helpen in de strijd tegen terrorisme, maar in werkelijkheid ook om hun energiebelangen te beschermen. De opkomst van Boko Haram in het noordoosten gaf Washington een reden om militaire samenwerking te intensiveren. Tegelijkertijd investeert China in infrastructuur, spoorwegen en telecommunicatie. Rusland levert wapens. Iedereen wil een stukje Nigeria, niet omdat ze het land zo bewonderen, maar omdat het op een kruispunt ligt. Olie in het zuiden, invloed in het noorden en toegang tot een markt van tweehonderd miljoen mensen.
Voor Nigeria zelf is die aandacht een zegen en een vloek. Buitenlandse steun houdt de staat overeind, maar vergroot ook de afhankelijkheid. De federale regering in Abuja probeert de boel bij elkaar te houden, maar ze is vaak meer boekhouder dan bestuurder. In het noorden gelden in twaalf staten vormen van shariawetgeving, in het zuiden westerse wetboeken. In het midden, rond plaatsen als Jos, botsen die werelden letterlijk. Dorpen worden aangevallen, kerken branden af, moskeeën worden vernield. De staat is aanwezig op papier, maar afwezig in het veld.
De vergelijking met India dringt zich op. Toen Brits-Indië in 1947 werd opgedeeld in een hindoeïstisch India en een islamitisch Pakistan, vloeide er bloed, maar ontstond ook ruimte voor ontwikkeling. India koos voor secularisme, onderwijs en technologie en groeide uit tot een economische macht. Pakistan bleef gevangen in militair bestuur en religieuze spanningen. Voor Nigeria lijkt die vergelijking verleidelijk, maar gevaarlijk. Een echte opdeling zou een nieuwe burgeroorlog ontketenen, want moslims en christenen wonen niet keurig gescheiden. In veel steden wonen beide gemeenschappen naast elkaar. Scheiding zou verplaatsing betekenen, en verplaatsing zou geweld betekenen.
Toch is het begrijpelijk dat sommigen dromen van een herverdeling. Het zuiden, waar de olie ligt, voelt zich al jaren bestolen. De opbrengsten verdwijnen in de federale kas, waar corrupte politici en militairen hun deel nemen. Milities in de Nigerdelta hebben pijpleidingen opgeblazen uit protest, niet om het land te verzwakken, maar om gehoord te worden. Hun boodschap is eenvoudig: als de overheid de winst verdeelt, moeten de regio’s ook het recht hebben om mee te beslissen. Dat is geen separatistische gedachte maar een democratische. Nigeria zou kunnen leren van federaties zoals Canada of India, waar deelstaten veel autonomie hebben, maar toch één land vormen.
De Amerikaanse inmenging speelt hier een dubbelzinnige rol. Enerzijds dringen de VS aan op goed bestuur, transparantie en democratie. Anderzijds beschermen ze vooral hun eigen strategische belangen. De aanwezigheid van islamitisch extremisme biedt een excuus om militair actief te blijven, net zoals de aanwezigheid van olie een reden is om diplomatiek vriendelijk te blijven. Washington wil geen herhaling van Afghanistan in West-Afrika, maar ook geen sterke onafhankelijke Nigeriaanse staat die zijn eigen koers vaart. Het evenwicht tussen steun en controle is fragiel.
Ondertussen groeit de bevolking explosief. Elk jaar komen er miljoenen jongeren bij die beter opgeleid zijn dan hun ouders maar weinig toekomst zien. In de steden Lagos en Abuja bloeit een jonge middenklasse, vol ondernemers en techstartups, terwijl in het noorden droogte en honger toenemen. Klimaatverandering verergert de tegenstelling: woestijnvorming dwingt herders verder naar het zuiden, waar boeren hun land verdedigen. Zo ontstaat een conflict dat religieus lijkt maar in wezen economisch en ecologisch is. De godsdienst biedt alleen de vlag waaronder de strijd wordt gevoerd.
De rol van religie in Nigeria is vergelijkbaar met die van Europa in de zestiende eeuw. Het geloof verdeelt, maar de strijd gaat eigenlijk over macht en welvaart. In die zin bevindt Nigeria zich op een kruispunt tussen reformatie en verlichting. De vraag is niet of het land uiteenvalt, maar of het zichzelf kan hervormen. De meeste Nigerianen, moslim of christen, willen geen nieuwe oorlog. Ze willen een overheid die werkt, wegen die begaanbaar zijn, scholen die openblijven. Dat klinkt banaal, maar in een land waar geloof nog te vaak boven burgerrecht staat, is het revolutionair.
India bewijst dat scheiding soms een voorwaarde is voor stabiliteit, maar Nigeria bewijst dat samenleven een test is voor volwassenheid. Misschien is de oplossing niet het tekenen van nieuwe grenzen, maar het herdefiniëren van de oude. Als staten meer zeggenschap krijgen, als olie-inkomsten eerlijk worden verdeeld en als religie terugkeert naar de privésfeer, kan Nigeria groeien tot wat het potentieel heeft te zijn: een motor van Afrika in plaats van een waarschuwend voorbeeld.
De toekomst van Nigeria zal bepalen welke richting het continent uitgaat. Een stabiel, welvarend Nigeria betekent een stabiel West-Afrika. Een verdeeld Nigeria betekent chaos van Dakar tot Dar es Salaam. Daarom kijkt Washington, maar ook Brussel, met gespannen ogen toe. Niet uit altruïsme, maar omdat wat daar misgaat vroeg of laat overal voelbaar wordt. In een wereld die steeds meer in blokken uiteenvalt, is Nigeria het laboratorium waar geloof, macht en moderniteit met elkaar in botsing komen.
De hoop ligt bij de generatie die geen koloniale herinnering meer heeft en die weigert te kiezen tussen traditie en vooruitgang. Jongeren die geloven dat je moslim kunt zijn en ingenieur, christen en ondernemer, Yoruba en wereldburger. Als zij het gesprek overnemen van de oude politieke elite, kan Nigeria alsnog de weg vinden die India vond: niet door afscheiding, maar door hervorming. En misschien is dat de les voor de hele wereld. Dat verlichting niet ontstaat door muren, maar door het openzetten van ramen, zelfs in de heetste zon van Afrika.
