Fossiele brandstoffen werden lang gezien als eindige bronnen die binnen enkele decennia zouden opraken. In veel rapporten werd verwezen naar bewezen reserves die een horizon van nog maar vijftig jaar gaven. Maar die cijfers zijn niet meer dan momentopnames van wat technisch en economisch winbaar is bij de prijzen en technologie van dat moment. Zodra nieuwe technieken beschikbaar komen of de olieprijs stijgt, schuift de horizon mee. Dat verklaart waarom voorspellingen over het einde van olie al zo vaak zijn uitgesteld.
Een belangrijke reden dat de schattingen omhoog gaan is het verschijnsel reserve growth. Naarmate een veld langer in productie is wordt de geologische kennis groter en komen nieuwe methoden beschikbaar om de laatste delen van het reservoir aan te boren. Het gevolg is dat dezelfde ontdekking vaak veel meer oplevert dan aanvankelijk gedacht. In de Verenigde Staten wordt dit al decennia systematisch gemeten en het blijkt telkens een van de grootste bronnen van nieuwe winbare olie en gas.
Er bestaan ook verhalen over bronnen die zichzelf bijvullen. Het bekendste voorbeeld is Eugene Island in de Golf van Mexico, waar olie en gas via diepe breuken vanuit omliggende lagen naar het bestaande reservoir stromen. Daardoor lijkt het alsof een veld zich opnieuw vult, maar in werkelijkheid gaat het om migratie van koolwaterstoffen binnen het bekken. Het effect is dat de productie soms weer stijgt nadat een veld afnam, maar het gaat niet om wonderbaarlijke schepping van nieuwe olie in dezelfde put.
Nog controversiëler is de abiogene hypothese. Daarbij wordt aangenomen dat olie en gas niet alleen uit organisch materiaal ontstaan maar ook diep in de aarde door anorganische processen. Er is overtuigend bewijs dat kleine hoeveelheden methaan op die manier gevormd worden, maar de consensus onder geologen is dat dit slechts een marginale bijdrage levert. Bij commerciële olievelden blijft het organische brongesteente veruit de belangrijkste bron.
De conclusie is dat fossiele brandstoffen geologisch minder eindig zijn dan decennia lang werd aangenomen. Techniek, reserve growth en migratie zorgen dat de voorraden veel langer meegaan. Het echte probleem ligt niet in de bodem maar in de atmosfeer. Het wereldwijde koolstofbudget laat niet toe dat alle bekende voorraden nog verbrand worden zonder dat de aarde te veel opwarmt. Daarom verschuift de discussie van peak supply naar peak demand. Steeds meer organisaties verwachten dat de vraag naar olie rond 2030 zijn hoogtepunt bereikt, omdat elektrische mobiliteit, energiebesparing en alternatieven terrein winnen.
Wie puur kijkt naar geologie kan stellen dat de voorraad groot genoeg is om nog generaties door te gaan. Wie naar het klimaat kijkt ziet dat een groot deel van die voorraad in de grond moet blijven. De transitie naar duurzame energie is daarom geen reactie op schaarste maar een antwoord op de noodzaak om onze planeet leefbaar te houden.
