De oorlog in Oekraïne is uitgegroeid tot een strijd die zich niet alleen op het slagveld afspeelt maar ook in de politieke arena in Washington en in Europa. President Biden hield lang vast aan een voorzichtige lijn waarin de levering van langeafstandswapens aan Oekraïne werd afgewezen uit angst voor escalatie met Rusland. Die voorzichtigheid werd de afgelopen jaren al stap voor stap losgelaten toen beperkte aanvallen met Amerikaanse systemen op Russisch grondgebied toch werden toegestaan. Daarmee schoof de rode lijn langzaam op en werd duidelijk dat de aanvankelijke remmingen niet onwrikbaar waren.

Met de komst van Donald Trump lijkt die terughoudendheid opnieuw te verschuiven. Vanuit Washington klinken geluiden dat Oekraïne toegang zou moeten krijgen tot doelinformatie om precisieaanvallen diep in Rusland mogelijk te maken. Er wordt openlijk gesproken over aanvallen op energie infrastructuur en raffinaderijen die de Russische oorlogsvoering rechtstreeks zouden raken. In Moskou wordt dit gepresenteerd als een gevaarlijke escalatie maar in werkelijkheid is het een logische uitkomst van het feit dat eerdere beperkingen Rusland niet hebben afgeremd. Het Kremlin gebruikt dreigende taal om twijfel te zaaien maar de ervaring leert dat veel van die dreigementen vooral psychologisch zijn bedoeld om verdeeldheid binnen het Westen te vergroten.

Terwijl in Washington en Europese hoofdsteden over langere afstandswapens wordt gesproken heeft Oekraïne zich ontwikkeld tot een land dat de inzet van drones tot een nieuw niveau heeft gebracht. Met zwermen goedkope toestellen en met maritieme drones die de Zwarte Zee hebben veranderd, weet Kyiv diepe slagen toe te brengen aan de Russische logistiek. Grote raffinaderijen zijn beschadigd waardoor een aanzienlijk deel van de Russische capaciteit tijdelijk stilviel. Dat leidt tot tekorten, hogere prijzen en tot herverdeling van schaarse middelen in Rusland zelf. Ook in bezette gebieden worden tekorten zichtbaar en moet Moskou grote inspanningen leveren om de brandstofvoorziening op peil te houden. De Russische vloot moest zich terugtrekken uit veilige havens en de luchtverdediging moest over een veel groter gebied worden uitgespreid.

De vraag die daarbij rijst is of deze ontwikkelingen vooral het gevolg zijn van druk van de wapenindustrie die nieuwe contracten wil, of dat Rusland zelf baat heeft bij de verspreiding van angst en twijfel in Europa. De waarheid ligt waarschijnlijk in het midden. Wapenbedrijven profiteren van de oplopende vraag naar drones, raketten en munitie en oefenen invloed uit op beleidsmakers. Tegelijk maakt Rusland intensief gebruik van informatieoorlog en geruchten om verdeeldheid te zaaien en Europese burgers het gevoel te geven dat verdere steun aan Oekraïne gevaarlijk en nutteloos zou zijn. Het is een strategie die eerder werkte in debatten over energie en sancties en die nu wordt toegepast op de discussie over wapens.

Voor Europa zijn de risico’s tastbaar. Het gaat niet alleen om de mogelijkheid van escalatie op het slagveld maar ook om bredere bedreigingen. Cyberaanvallen, sabotage van kabels of pijpleidingen, GPS verstoring en desinformatiecampagnes zijn allemaal middelen die Rusland inzet om druk te vergroten. Ook dreigt horizontale escalatie waarbij infrastructuur in EU landen wordt geraakt, niet per se militair maar economisch en maatschappelijk. Europese regeringen waarschuwen daarom dat de oorlog de ernstigste bedreiging voor de veiligheid in decennia vormt en investeren meer in lucht en raketverdediging, munitieproductie en bescherming van kritieke infrastructuur.

Toch liggen er voor Oekraïne ook kansen in deze verschuiving. Met betere doelinformatie en met toegang tot precisiewapens kan Kyiv de Russische logistiek steeds harder raken. Minder brandstof en minder opslagcapaciteit betekent minder mogelijkheden om troepen en voertuigen aan het front te bevoorraden. Elke raffinaderij die stilvalt dwingt Moskou tot dure reparaties en tot herverdeling van luchtverdediging. Dat verzwakt het Russische leger aan de contactlijn en kan Oekraïense eenheden ruimte geven om terrein te behouden of terug te winnen. De ervaring leert dat zorgvuldig gekozen doelen meer effect hebben dan symbolische aanvallen. Het is dus van belang dat westerse steun gericht blijft op militair relevante doelen.

De balans tussen risico en voordeel is precair. Oekraïne heeft belang bij middelen die de kosten voor Rusland structureel verhogen maar het Westen moet ervoor zorgen dat die middelen niet leiden tot een ongecontroleerde escalatie. Tot nu toe is gebleken dat dreigementen van Moskou vaak vooral bedoeld zijn om angst te verspreiden. Escalatie is uitgebleven terwijl Oekraïne wel steeds meer slagkracht heeft gekregen. Het is daarmee een test van geloofwaardigheid voor het Westen. Als Europa en de Verenigde Staten consistente steun geven en tegelijk hun eigen defensie op orde brengen wordt het voor Rusland steeds moeilijker om Oekraïne uit te putten.

De oorlog in Oekraïne laat zien dat niets doen geen veilige optie is. Elke week dat de raffinagecapaciteit van Rusland wordt geraakt, elke keer dat de Zwarte Zeevloot zich verder moet terugtrekken en elke luchtverdedigingsbatterij die uit de frontlijn verdwijnt, vergroot de kansen voor Oekraïne. Voor Europa betekent dit dat er keuzes moeten worden gemaakt. Bescherm de eigen infrastructuur beter, investeer in gezamenlijke luchtverdediging en zorg dat Oekraïne de combinatie krijgt die het verschil maakt. Niet alleen dure wapens maar ook informatie, interceptors en de voortdurende stroom van drones die de Russische strategie ontregelen.

Het blijft een oorlog vol onzekerheden maar de ontwikkeling van drones en de groeiende bereidheid om langere afstandscapaciteiten te overwegen kunnen het slagveld en de politieke ruimte veranderen. Wat er nu op het spel staat is de vraag of agressie loont of dat ze wordt afgestraft door gezamenlijke vastberadenheid. Voor Oekraïne kan dit het verschil maken tussen overleven en terrein verliezen. Voor Europa is het de test of solidariteit en veiligheid meer waard zijn dan angst en verdeeldheid.