De digitale euro is een project dat de Europese Centrale Bank al enkele jaren onderzoekt en dat de komende periode steeds dichter bij realisatie komt. De vraag waarom Europa een digitale euro nodig heeft is geworteld in de manier waarop geld de afgelopen decennia is veranderd. Waar contant geld vroeger de standaard was is het betalingsverkeer inmiddels bijna volledig digitaal geworden. De meeste transacties lopen via banken en commerciële betaalproviders en steeds vaker zijn daar ook grote Amerikaanse technologiebedrijven bij betrokken. Daarmee is de afhankelijkheid van partijen buiten Europa gegroeid en dat staat haaks op de wens van de Europese Unie om eigen digitale soevereiniteit te behouden. De digitale euro moet een publiek alternatief zijn dat in die digitale wereld dezelfde functie vervult als contant geld nu doet.

Het idee is dat burgers en bedrijven een digitale portemonnee krijgen waarin ze digitale euro’s kunnen bewaren die direct worden uitgegeven door de centrale bank. Dat maakt deze euro’s fundamenteel anders dan het saldo dat nu bij commerciële banken staat. Waar een bankrekening afhankelijk is van de soliditeit van de bank is een digitale euro net als contant geld een gegarandeerde claim op de centrale bank. Dat geeft burgers meer zekerheid en zorgt dat er altijd een publiek betaalmiddel beschikbaar is naast privaat uitgegeven geld. Het project is ook bedoeld om betalingen binnen Europa sneller en goedkoper te maken en grensoverschrijdende transacties eenvoudiger te laten verlopen.

De invoering verloopt gefaseerd. Eerst is er uitgebreid onderzoek gedaan naar de technische en juridische mogelijkheden. Daarna begon de voorbereidingsfase waarin de Europese Centrale Bank samenwerkt met nationale banken, technologiebedrijven en toezichthouders om het systeem te ontwerpen. In 2025 moet worden besloten of het project daadwerkelijk in de volgende fase gaat en of er wetgeving komt die de digitale euro officieel mogelijk maakt. Als dat lukt is de verwachting dat de eerste gebruikers pas tegen het einde van dit decennium toegang krijgen. Er wordt gesproken over 2028 of 2029 als realistisch moment waarop de munt in de praktijk beschikbaar kan zijn.

Voor burgers kan de komst van de digitale euro op verschillende manieren gevolgen hebben. Allereerst komt er een extra mogelijkheid om te betalen. Naast contant geld en de betaalrekening bij de bank is er dan een digitale portemonnee waarin euro’s staan die altijd door de centrale bank worden gegarandeerd. Daarmee kan je betalen in de winkel, online of aan iemand anders zonder tussenkomst van een commerciële partij. Het gebruik blijft vrijwillig en de Europese Centrale Bank benadrukt dat contant geld niet zal verdwijnen. Tegelijkertijd kan de digitale euro juist zorgen dat contant geld minder belangrijk wordt omdat er een modern alternatief is dat dezelfde garantie biedt.

Een belangrijk verschil met cryptovaluta zoals bitcoin is dat je bij een digitale euro niet volledig zelf verantwoordelijk bent voor het beheren van sleutels. Bij bitcoin kan het verlies van een private key of een hack betekenen dat je geld voorgoed weg is. Bij de digitale euro wordt gewerkt met herstelmechanismen zoals we die nu ook kennen van internetbankieren. Als je je telefoon kwijtraakt of gehackt wordt kan je toegang tot je portemonnee worden hersteld. Dat maakt het systeem minder kwetsbaar voor individuen maar legt de verantwoordelijkheid bij de centrale infrastructuur. Dat brengt weer eigen risico’s mee want een centraal systeem is een aantrekkelijk doelwit voor hackers.

Privacy is een ander punt van discussie. Bij bitcoin is elke transactie openbaar in de blockchain maar blijft de identiteit pseudoniem. Bij de digitale euro is het idee dat betalingen privé zijn tussen betaler en ontvanger en dat de centrale bank geen persoonsgegevens bijhoudt. Tegelijkertijd is er wetgeving tegen witwassen en terrorismefinanciering waardoor er altijd grenzen en controles zullen zijn. Hoe dit precies in balans wordt gebracht is nog onderwerp van discussie.

Voor bedrijven betekent de invoering dat ze de digitale euro waarschijnlijk zullen moeten accepteren, net zoals ze nu contant geld verplicht moeten aannemen. Dat kan leiden tot lagere transactiekosten en snellere betalingen maar het vraagt ook om investeringen in nieuwe infrastructuur. Vooral webshops en bedrijven die internationaal actief zijn kunnen profiteren van één uniform digitaal betaalmiddel voor de hele eurozone. Banken daarentegen zijn minder enthousiast omdat klanten mogelijk een deel van hun spaargeld uit de traditionele bankdeposito’s halen en in digitale euro’s parkeren. Daarom denkt de ECB aan een limiet van bijvoorbeeld drieduizend euro per persoon zodat het systeem bruikbaar is voor betalingen maar geen massale kapitaalvlucht veroorzaakt.

De risico’s zijn daarmee niet te negeren. Het systeem moet extreem goed beveiligd zijn omdat een hack of een langdurige storing grote maatschappelijke gevolgen kan hebben. Er wordt daarom gewerkt aan een offline functie waarbij kleine betalingen ook zonder internet mogelijk zijn. Verder is er het gevaar dat burgers het vertrouwen verliezen als ze denken dat de overheid alle transacties kan volgen. Dan kan de adoptie stagneren en wordt de digitale euro een papieren project zonder echte impact. Voor bedrijven geldt dat integratiekosten en de vraag of consumenten het middel echt gaan gebruiken bepalend zijn.

Ondanks deze zorgen staat vast dat de digitale euro niet zomaar een modegril is. Het is een antwoord op fundamentele veranderingen in de manier waarop we betalen en een poging om de publieke rol van geld te behouden in een wereld die steeds digitaler wordt. Voor de één is het vooral een kans op meer zekerheid en eenvoud voor de ander een risico op meer controle en nieuwe afhankelijkheden. Hoe het ook uitpakt de digitale euro zal de komende jaren een centraal thema blijven in het debat over de toekomst van geld en samenleving.

,