Democratie wordt vaak gezien als het meest menselijke van alle systemen. Burgers stemmen, politici debatteren, instituties waken over de scheiding der machten. Toch staat dit klassieke beeld onder druk door de opkomst van kunstmatige intelligentie. AI schrijft inmiddels overtuigende teksten, maakt realistische deepfakes en analyseert stemgedrag op een manier die geen campagneleider ooit kan evenaren. De vraag rijst hoe democratie overeind blijft in een wereld waar algoritmes een steeds grotere rol spelen.
De eerste signalen zijn er al. Tijdens recente verkiezingen in verschillende landen werden deepfakevideo’s verspreid waarin politici dingen zeiden die ze nooit gezegd hadden. Deze video’s waren zo realistisch dat zelfs ervaren journalisten moeite hadden om nep en echt te onderscheiden. Voor burgers die dagelijks overspoeld worden door informatie wordt het haast onmogelijk om waarheid van leugen te onderscheiden. Democratie die leunt op geïnformeerde keuzes loopt daarmee een fundamenteel risico.
Daarnaast gebruiken politieke partijen en belangengroepen AI om kiezers steeds gerichter te benaderen. Microtargeting was al bekend uit de tijd van Cambridge Analytica, maar AI tilt dit naar een hoger niveau. Met taalmodellen kunnen berichten in realtime worden aangepast aan de emotie en voorkeuren van de ontvanger. Het resultaat is een politieke boodschap die niet langer generiek is maar bijna persoonlijk. Dat klinkt efficiënt, maar het ondermijnt het idee van een publieke discussie. Wanneer elke kiezer een andere boodschap krijgt, verdwijnt het gemeenschappelijke debat dat nodig is om een democratie te laten functioneren.
Toch hoeft AI niet alleen bedreigingen te bieden. Er zijn ook toepassingen die democratie juist kunnen versterken. Denk aan AI die helpt bij het analyseren van beleidsdocumenten of het inzichtelijk maken van complexe data voor burgers. Ook kunnen algoritmes helpen bij het signaleren van misinformatie en het verbeteren van transparantie in besluitvorming. De vraag is echter wie deze systemen beheert en of burgers voldoende vertrouwen hebben dat ze neutraal worden ingezet.
Europa probeert hierop te anticiperen met de AI Act, een wetgevend kader dat regels stelt voor het gebruik van kunstmatige intelligentie. Het is de eerste poging wereldwijd om AI op een systematische manier te reguleren. Daarmee positioneert Europa zich als voorloper, maar de praktijk zal moeten uitwijzen of de wetgeving snel genoeg is om de razendsnelle ontwikkeling van de technologie bij te houden.
Wat vaststaat is dat democratie in 2035 er anders uit zal zien dan vandaag. Niet omdat burgers hun stemrecht verliezen, maar omdat de manier waarop informatie circuleert fundamenteel verandert. AI kan een hulpmiddel zijn om democratie te versterken, maar zonder duidelijke grenzen en transparantie kan het net zo goed het fundament ondermijnen. De komende tien jaar zullen beslissend zijn voor de vraag of kunstmatige intelligentie de democratie een nieuw tijdperk inleidt of juist een stap richting manipulatie en wantrouwen betekent.
