De Nederlandse natuur heeft in de afgelopen decennia een ware transformatie doorgemaakt. Waar ooit strak bosbeheer en productie de boventoon voerden, ligt de nadruk vandaag op biodiversiteit en natuurherstel. Bossen veranderen van monoculturen naar levende ecosystemen, met ruimte voor dood hout en wilde dieren zoals de wolf die na anderhalve eeuw zijn terugkeer heeft gemaakt. Deze veranderingen laten zien hoe Nederland zich ontwikkelt van een land dat zijn natuur strak in de hand hield naar een samenleving die ruimte durft te geven aan natuurlijke processen.
Vroeger werden bossen in Nederland gezien als productiemachines. Omgevallen bomen werden verwijderd, hout werd gebruikt voor industrie en huisbouw, en beheer draaide vooral om rendement. Deze aanpak leverde nette bossen op, maar ook bossen die arm waren aan soorten en kwetsbaar voor ziekten en plagen. De laatste decennia heeft zich een omslag voltrokken. Dood hout wordt steeds vaker bewust laten liggen omdat het een cruciale rol speelt in het ecosysteem. Het vormt een habitat voor insecten, mossen en schimmels, die op hun beurt voedsel leveren voor vogels en kleine zoogdieren. Daarmee wordt een keten in gang gezet die roofvogels en andere roofdieren aantrekt. Zo ontstaat er een gelaagd ecosysteem waarin diversiteit en veerkracht centraal staan.
Onderzoek toont aan dat natuurbossen waarin verschillende boomsoorten, leeftijden en structuren naast elkaar bestaan veel rijker zijn aan biodiversiteit dan bossen die strak beheerd worden. Staatsbosbeheer en andere natuurorganisaties hebben deze inzichten omarmd en zetten steeds vaker in op variatie en natuurlijke dynamiek. Dit sluit aan bij Europese richtlijnen die herstel van ecosystemen tot prioriteit hebben gemaakt. Nederland werkt samen met de Europese Unie aan de zogenoemde natuurherstelverordening die moet zorgen dat in 2030 dertig procent van de natuurgebieden hersteld is en in 2040 zelfs zestig procent.
De terugkeer van de wolf in Nederland is een ander teken van verandering. Sinds 2015 duiken wolven weer op en vanaf 2019 hebben ze zich blijvend gevestigd met roedels die jongen grootbrengen. De wolf vervult een belangrijke ecologische rol door populaties van reeën, zwijnen en herten te reguleren. Hierdoor neemt de begrazingsdruk af en krijgen jonge bomen en kwetsbare planten meer kans. Tegelijkertijd profiteren aaseters zoals raven, zeearenden en aaskevers van de resten die wolven achterlaten. De aanwezigheid van de wolf draagt dus bij aan een rijker ecosysteem.
Natuurlijk leidt de terugkeer van de wolf ook tot discussie. Veehouders maken zich zorgen om hun dieren en vragen om bescherming. De overheid ondersteunt maatregelen zoals elektrische afrasteringen en het gebruik van kuddewaakhonden. Het maatschappelijk debat over de wolf gaat niet alleen over veiligheid en landbouw maar ook over de vraag of Nederland bereid is ruimte te maken voor echte wilde natuur.
Tegelijkertijd staat de natuur in Nederland onder druk. Klimaatverandering, stikstofuitstoot en verstedelijking hebben geleid tot verlies van soorten en habitats. Het Statusrapport Nederlandse Biodiversiteit 2025 waarschuwt dat veel soorten achteruitgaan en dat herstel niet vanzelf komt. De nadruk op natuurbossen en de bescherming van soorten zoals de wolf zijn stappen in de goede richting, maar structurele keuzes zijn nodig om biodiversiteit duurzaam veilig te stellen.
Wat in elk geval duidelijk is geworden, is dat natuurbeheer niet langer draait om controle maar om samenwerking met natuurlijke processen. Door bossen hun eigen gang te laten gaan ontstaat veerkracht die belangrijk is voor de toekomst. Door de wolf een plek te geven komt de natuurlijke voedselketen in balans. Door insecten en vogels de ruimte te geven krijgt biodiversiteit de kans zich te herstellen.
Nederland is in korte tijd veranderd van een land dat de natuur strak in hokjes stopte naar een land dat durft te vertrouwen op de eigen dynamiek van ecosystemen. De komende jaren zullen beslissend zijn. Als het beleid rond natuurherstel, bosbeheer en biodiversiteit doorzet, kan Nederland laten zien dat ook in een dichtbevolkt en hoogontwikkeld land ruimte bestaat voor wilde natuur.
