In de media klinkt het als een rationele maatregel. Een aantal medische routines verdwijnt uit de zorgverzekering om zeventig miljoen euro te besparen. Er wordt bij verteld dat patiënten vaak meer stress ervaren van preventieve controles dan dat ze er baat bij hebben. Alsof een beetje minder nazorg en een beetje minder screening geen verschil maakt voor de gezondheid van de bevolking. Het klinkt overzichtelijk, maar wie beter kijkt, ziet dat ons zorgsysteem stukje bij beetje verder wordt uitgehold.

Concreet betekent dit dat de restitutiepolis in 2025 volledig verdwijnt. Voor het eerst biedt geen enkele verzekeraar nog de mogelijkheid om zonder beperkingen een eigen arts te kiezen. Patiënten die naar een zorgverlener buiten het netwerk van hun verzekeraar willen, krijgen simpelweg minder of geen vergoeding. Dat is een fundamentele verschuiving van autonomie naar controle door verzekeraars.

Tegelijkertijd zijn er ook kleine toevoegingen in de zorg die juist gericht zijn op preventie. Zo worden valpreventieve beweegprogramma’s voor ouderen in het nieuwe pakket volledig vergoed. Dat is een positieve ontwikkeling, maar staat in schril contrast met andere vormen van preventie die worden geschrapt. Het laat zien dat de politiek steeds meer kiest voor maatregelen die eenvoudig te verkopen zijn in een persbericht, maar minder oog hebben voor de samenhang in het zorgstelsel.

De officiële reden om bepaalde preventieve nazorg te schrappen is dat er te weinig bewijs zou zijn dat complicaties daadwerkelijk worden voorkomen. Bij oudere patiënten zou intensieve controle weinig extra levensjaren opleveren. Vanuit beleidskringen en door verschillende experts wordt al langer gewezen op de rol van vergrijzing. Naarmate de bevolking ouder wordt stijgen de kosten sterk en komt de betaalbaarheid van het zorgstelsel steeds meer onder druk te staan.

De genoemde besparing van zeventig miljoen euro klinkt groot, maar valt in het niet bij de miljarden die jaarlijks in de zorg omgaan. Het risico is dat de rekening elders juist hoger wordt, doordat complicaties toenemen en meer mensen op spoedeisende hulp belanden. Wat nu als logische bezuiniging wordt gepresenteerd kan in werkelijkheid leiden tot hogere zorglasten en een minder solide basispakket.

Het idee dat preventie vooral stress veroorzaakt en daarom geschrapt mag worden is misleidend. Natuurlijk brengt een oproep voor controle spanning met zich mee. Maar dat geldt voor vrijwel iedere medische handeling. Dat maakt zorg niet overbodig. Het gaat om de balans tussen spanning en gezondheidswinst, en die balans slaat in veel gevallen positief uit.

De grootste zorg is dat preventie steeds vaker wordt gezien als kostenpost in plaats van investering. Daarmee wordt de solidariteit in ons zorgstelsel uitgehold. Het argument dat ouderen minder profiteren klinkt rationeel, maar schuift het principe van gelijke toegang terzijde. Jongere generaties betalen premie voor een stelsel dat ook hun ouders en grootouders beschermt. Dat is de kern van solidariteit.

Wat nodig is, is een eerlijker gesprek. Niet over snelle besparingen, maar over welke vormen van preventieve zorg daadwerkelijk bewezen effectief zijn en hoe deze breed beschikbaar kunnen blijven. Dat vraagt om beter onderzoek, meer transparantie en de moed om keuzes te maken die gezondheid centraal stellen in plaats van boekhoudkundige winst.

De conclusie kan alleen zijn dat het schrappen van preventieve nazorg en het verdwijnen van vrije zorgkeuze geen modernisering is maar een verschraling. Het levert de overheid een kortstondige meevaller op, maar de rekening komt later. Jongere generaties zullen die rekening betalen in de vorm van een uitgehold stelsel, minder vertrouwen en meer druk op de zorgketen. Dat maakt deze maatregel geen winst maar een sluipende nederlaag.