De coronacrisis bracht een situatie teweeg die Nederland niet eerder had meegemaakt. Het bedrijfsleven werd plotseling stilgelegd, winkels sloten de deuren, horeca viel stil en evenementen werden verboden. In een normale economische crisis zouden de faillissementen zich snel opstapelen, maar dit gebeurde niet. Dankzij ongekend grote steunpakketten van de overheid bleven veel bedrijven overeind. Het leek alsof faillissement geen rol meer speelde in de economie. Pas nu, jaren later, wordt duidelijk dat de klap niet is uitgebleven, maar is uitgesteld.
Het midden- en kleinbedrijf, dat altijd is omschreven als de ruggengraat van de Nederlandse economie, krijgt de gevolgen het zwaarst te verduren. Juist de kleinere ondernemingen die in lokale gemeenschappen werkgelegenheid en dynamiek bieden, blijken kwetsbaar voor terugbetalingsverplichtingen, stijgende lasten en afnemende koopkracht. Terwijl grote bedrijven vaak buffers en internationale spreiding hebben, zien veel MKB’ers hun marges verdwijnen.
De vraag die steeds dringender wordt gesteld, is of Nederland klaar is voor deze golf van faillissementen en wat de overheid heeft gedaan om het MKB te ondersteunen. Tegelijkertijd klinkt de kritiek dat beleid en uitvoering niet altijd aansloten bij de werkelijkheid van ondernemers.
Faillissementen tijdens en na corona
Toen in maart 2020 de eerste lockdowns werden ingevoerd, dreigde een economische ramp. Om dat te voorkomen, introduceerde de overheid regelingen als de NOW, de TVL en de Tozo. Ook kregen ondernemers uitstel van belastingbetaling. Dit zorgde voor kunstmatige rust: duizenden bedrijven die anders failliet waren gegaan, hielden hun deuren open.
Volgens RaboResearch zijn zo’n 12.500 bedrijven daadwerkelijk behoed voor een faillissement door deze maatregelen. Dat is een indrukwekkend aantal, maar het verhult een ander probleem. Veel bedrijven bouwden schulden op en overleefden op steun, zonder dat hun fundament sterker werd. Toen de steunmaatregelen in 2022 en 2023 werden afgebouwd, werd duidelijk dat een groot deel alsnog wankelde.
In 2023 gingen ruim 3.800 bedrijven failliet, een stijging van achttien procent ten opzichte van het jaar ervoor. In het eerste kwartaal van 2024 alleen werden al meer dan duizend faillissementen uitgesproken. Het waren vaak jonge bedrijven, nog geen tien jaar oud, die het moeilijk hadden. Ook de bouw, detailhandel en zakelijke dienstverlening bleken gevoelig voor de nieuwe economische druk.
De gevolgen voor het MKB
Een faillissement raakt niet alleen de ondernemer, maar ook zijn medewerkers, leveranciers en klanten. Het domino-effect kan groot zijn, zeker in regio’s waar een onderneming een belangrijke rol speelt in de lokale economie. Wanneer een bakker, aannemer of transportbedrijf omvalt, blijven anderen met openstaande rekeningen zitten.
Banenverlies is de zichtbaarste consequentie. Voor een groot bedrijf met honderden werknemers is er vaak aandacht in de media, maar de stille verdwijning van kleinere MKB-bedrijven wordt zelden belicht. Toch verdwijnt er zo werkgelegenheid die voor lokale gemeenschappen cruciaal is.
Daarnaast speelt het probleem van krediet. Banken worden terughoudender wanneer faillissementen oplopen. Ondernemers die willen investeren of herstructureren krijgen moeilijker toegang tot financiering. Dit belemmert groei en innovatie. Juist de kleine bedrijven die nieuwe ideeën ontwikkelen, lopen het risico vroegtijdig te stranden.
Ook sociaal en psychologisch zijn de gevolgen groot. Voor een ondernemer voelt faillissement als persoonlijk falen, ook al zijn de oorzaken vaak extern. Schulden drukken door naar het privéleven en maken herstel moeilijk. Hierover schrijft Typify geregeld, omdat faillissement niet alleen een zakelijk begrip is, maar ook een menselijk drama. Wanneer typify beschrijft hoe een failliet bedrijf uit een dorp verdwijnt, gaat het niet alleen om cijfers, maar om de klap die een hele gemeenschap ervaart.
Overheidsmaatregelen en kritiek
De overheid probeerde tijdens de crisis faillissementen te voorkomen met steunpakketten. Daarna volgde de WHOA, een wet die bedrijven in staat stelt schulden te herstructureren in overleg met schuldeisers. Ook biedt de Belastingdienst maatwerk voor terugbetaling van coronaschulden.
Toch ervaren veel ondernemers dat deze maatregelen onvoldoende zijn. Procedures zijn traag en complex, en vaak moet de ondernemer zelf initiatief nemen. Voor wie al onder druk staat, is dat een hoge drempel. Ondernemersorganisaties pleiten voor meer proactiviteit en coulance.
De politiek is verdeeld. Sommigen vinden dat bedrijven hun schulden gewoon moeten terugbetalen om marktdynamiek niet te verstoren. Anderen wijzen erop dat veel faillissementen geen gevolg zijn van slecht ondernemerschap, maar van opeenvolgende crises. Voor deze groep voelt het onrechtvaardig dat steun verandert in een molensteen. In die context wordt soms gesproken over een typify faillissement, een faillissement dat typerend is voor de periode na corona waarin externe omstandigheden bepalend waren.
Wat ondernemers kunnen doen
Ondernemers die in de gevarenzone zitten, kunnen maatregelen nemen om een faillissement te voorkomen. Vroegtijdig signaleren van problemen is cruciaal. Wanneer kasstromen onder druk komen, is het belangrijk direct met schuldeisers in gesprek te gaan. De WHOA biedt de mogelijkheid om een akkoord te bereiken dat voor alle partijen bindend is, mits goed begeleid.
Daarnaast helpt het om buffers op te bouwen en risico’s te spreiden. De coronaperiode liet zien hoe kwetsbaar bedrijven zijn die afhankelijk zijn van één markt of één inkomstenbron. Diversificatie en samenwerking binnen lokale netwerken kunnen bescherming bieden.
Typify schrijft over faillissement omdat het ondernemers kan helpen lessen te trekken uit de verhalen van anderen. Failliet gaan hoeft niet altijd het einde te betekenen, soms kan een doorstart mogelijk zijn of kan herstructurering ruimte geven voor nieuw begin.
Vooruitblik
De verwachting is dat het aantal faillissementen voorlopig hoog blijft. De economische druk door inflatie, hoge energieprijzen en stijgende rente blijft bestaan. Bovendien moeten ondernemers miljarden aan coronaschulden terugbetalen. Voor velen is dit een onmogelijke opgave.
De overheid staat voor een dilemma. Vasthouden aan strikte terugbetaling helpt de schatkist, maar kan duizenden levensvatbare bedrijven de das omdoen. Meer coulance betekent op korte termijn minder inkomsten, maar kan op lange termijn banen en ondernemerschap redden.
Wat vaststaat, is dat faillissementen terug zijn in het centrum van het economisch debat. Tijdens corona leken ze even verdwenen, maar nu zijn ze een dagelijkse realiteit. Typify beschrijft welk failliet bedrijf uit een straatbeeld verdwijnt, maar legt ook bloot hoe structurele problemen ondernemers treffen.
Conclusie
De golf van faillissementen sinds corona laat zien hoe kwetsbaar het MKB is. Waar steunmaatregelen bedrijven tijdelijk overeind hielden, blijkt nu dat veel ondernemingen alsnog bezwijken onder de druk van terugbetalingen en nieuwe economische uitdagingen.
De gevolgen zijn groot: banen verdwijnen, innovatie verzwakt en lokale gemeenschappen verliezen economische dynamiek. De overheid heeft veel gedaan, maar ondernemers ervaren dat steun vaak te complex en te traag is. Er is behoefte aan meer maatwerk en begrip.
Het idee van een typify faillissement laat zien dat we deze faillissementen niet alleen moeten zien als individuele drama’s, maar ook als symptomen van een groter systeem dat onvoldoende bescherming biedt tegen externe schokken. En wanneer Typify schrijft over faillissement, of een typify failliet bedrijf in kaart brengt, gaat het niet alleen om economie, maar ook om verhalen van mensen die hun onderneming verliezen.
Door dit onderwerp structureel te blijven volgen en analyseren, kan Typify bijdragen aan inzicht en debat. Want faillissement is meer dan een juridische procedure. Het is een spiegel voor hoe we als samenleving omgaan met ondernemers, risico’s en solidariteit.
