In het maatschappelijke debat in Nederland en breder in Europa klinkt al jaren de vraag of de islam of moslims een probleem vormen. Discussies lopen vaak hoog op, vooral wanneer criminaliteit of sociale spanningen worden verbonden aan religieuze identiteit. Toch verdient deze vraag een fundamentelere benadering. Want wat bedoelen we eigenlijk wanneer we zeggen moslims. En hoe verhouden religie, cultuur en sociale omstandigheden zich tot de problemen die we in de samenleving ervaren.
Wanneer we naar christenen kijken zien we hen doorgaans als mensen die de kerk bezoeken en actief hun geloof praktiseren. Hetzelfde principe zou moeten gelden voor moslims die naar de moskee gaan en zich daadwerkelijk laten leiden door religieuze voorschriften. De realiteit is echter dat veel jongeren die zich als moslim identificeren nauwelijks in de moskee komen. Imams geven geregeld aan dat hun invloed op deze groepen beperkt is. Zij vragen zich hardop af hoe ze jongeren kunnen bereiken die geen religieuze binding hebben en eerder functioneren binnen straatculturen dan binnen religieuze gemeenschappen.
Het probleem dat in het publieke debat vaak wordt toegeschreven aan de islam blijkt bij nader inzien eerder geworteld in culturele verschillen en sociale omstandigheden dan in religieuze teksten. Wie de Koran leest en die vergelijkt met de Bijbel zal passages vinden die gewelddadig of vrouw onvriendelijk kunnen worden geïnterpreteerd. Hetzelfde geldt voor de Thora. Toch wordt het ene boek in de moderne tijd voortdurend aangehaald als oorzaak van maatschappelijke problemen terwijl de andere boeken vooral worden gezien als historische documenten. Deze selectieve benadering verraadt meer over onze perceptie dan over de religie zelf.
Antropologisch onderzoek maakt duidelijk dat veel spanningen niet zozeer religieus maar cultureel van aard zijn. De manier waarop vrouwen worden behandeld in Afghanistan of delen van Pakistan heeft meer te maken met tribale gebruiken en patriarchale structuren dan met universele islamitische voorschriften. In Indonesië waar de islam eveneens dominant is, bestaat een veel egalitairder omgangsvorm tussen mannen en vrouwen. Dit verschil laat zien dat cultuur en lokale tradities vaak bepalender zijn voor sociale normen dan de religie an sich.
In de Nederlandse context zien we vergelijkbare verschillen. Turkse Nederlanders zijn over de jaren relatief goed geïntegreerd. Statistieken van het Sociaal en Cultureel Planbureau laten zien dat Turken vaker werk hebben en economisch stabieler zijn dan Marokkaanse Nederlanders. Beide groepen delen de islam als religieuze achtergrond, maar de Turkse cultuur sluit historisch en sociaal dichter aan bij Europese normen en waarden. Marokkaanse Nederlanders daarentegen ervaren al vanaf jonge leeftijd obstakels. Ze worden vaker geconcentreerd in wijken met beperkte kansen en hebben meer moeite om stageplekken te vinden. Bedrijven baseren hun keuzes vaak op eerdere negatieve ervaringen of op vooroordelen waardoor een vicieuze cirkel van uitsluiting ontstaat.
De cijfers van het CBS bevestigen dat jongeren met een Marokkaanse achtergrond oververtegenwoordigd zijn in bepaalde vormen van criminaliteit. Maar het is te eenvoudig om dat uitsluitend te koppelen aan religie. Onderzoekers wijzen op sociaaleconomische achterstanden, gebrekkige kansen op de arbeidsmarkt en discriminatie in het onderwijs. Jongeren die al vroeg te maken krijgen met afwijzing ontwikkelen vaker een afkeer van de samenleving en zoeken hun identiteit in subculturen die zich juist afzetten tegen de gevestigde orde.
In de literatuur is herhaaldelijk beschreven hoe migratie en integratie botsen op structuren van wederzijds wantrouwen. Socioloog Ruud Koopmans heeft in zijn onderzoeken gewezen op de rol van sociaal kapitaal en de manier waarop gesloten gemeenschappen zich moeilijker verhouden tot de bredere samenleving. Tegelijkertijd betoogt antropoloog Talal Asad dat de westerse neiging om religie te zien als de verklarende factor tekort doet aan de complexe verwevenheid van cultuur, economie en politiek. Wanneer wij religie tot hoofdprobleem verheffen missen we de kans om daadwerkelijk sociale oorzaken aan te pakken.
De sleutel ligt dan ook niet in het doodstaren op religie. Het is vruchtbaarder om te kijken naar de verschillen die werkelijk belemmeringen opwerpen. Hoe kunnen we omgaan met culturele opvattingen over autoriteit, opvoeding en genderrollen die botsen met Europese waarden. Hoe creëren we een arbeidsmarkt die minder discrimineert en scholen die beter kansen bieden. Hoe zorgen we ervoor dat jongeren niet worden gedefinieerd door hun afkomst maar door hun talenten.
Dat vraagt ook om zelfreflectie. Een samenleving die groepen structureel uitsluit versterkt juist de dynamiek die ze vreest. Wanneer jongeren geen plek vinden in de legale economie zoeken ze erkenning elders. De straatcultuur biedt een identiteit die sterker kan zijn dan religie. Het is dus een vergissing om de Koran of de moskee aan te wijzen als bron van problemen terwijl de werkelijkheid veel weerbarstiger en gelaagder is.
Er bestaan binnen de islam zeker elementen die botsen met moderne westerse waarden. Maar die spanning vinden we ook terug in het christendom en het jodendom als hun heilige teksten letterlijk worden toegepast. De kern van de problemen in Nederland en Europa ligt zelden in religie, maar in cultuur, geschiedenis en de schaal waarop migratie plaatsvindt. Grote migratiestromen met sterke culturele verschillen kunnen moeilijk verwerkt worden, waardoor integratie vertraagt en spanningen groeien.
Wie werkelijk wil begrijpen waarom bepaalde groepen moeilijker integreren moet niet blijven hangen in het etiket moslim, maar kijken naar de bredere context van cultuur, sociale structuren en economische kansen. Moslims als geheel vormen niet het probleem. De uitdaging zit in de manier waarop we omgaan met verschillen, in de wijze waarop culturele waarden botsen met maatschappelijke structuren, en in de vraag of we bereid zijn deze kloof te overbruggen.
De toekomst van Nederland en Europa vraagt om een debat dat dieper gaat dan religieuze labels. Alleen dan kan het begrip ontstaan dat nodig is om spanningen te verminderen en kansen te vergroten. Niet de moslim, maar het onvermogen om culturele verschillen constructief te benaderen vormt de kern van het probleem.
