Den Haag werd opnieuw opgeschrikt door een politieke aardverschuiving. De ministers van NSC hebben hun functie neergelegd en daarmee een toch al wankel demissionair kabinet nog verder verzwakt. De vraag die nu boven het Binnenhof hangt is hoe een regering die al beperkt was in haar slagkracht kan doorgaan zonder voldoende ministers om de kerntaken uit te voeren. Het vertrek laat een gat achter dat niet eenvoudig is op te vullen en voedt de onzekerheid richting de verkiezingen die in oktober gepland staan.

Dat ministers opstappen in een demissionaire periode is niet uniek in de Nederlandse politieke geschiedenis. In de jaren negentig vertrokken er ministers na schandalen en ook in de nasleep van de toeslagenaffaire legden complete kabinetten hun functie neer. Wat de huidige situatie bijzonder maakt, is dat het kabinet door het vertrek van de NSC-ministers niet alleen minder gezag heeft, maar ook minder mensen om het beleid, hoe beperkt ook, nog uit te voeren. Er ontstaat een bestuurlijke leegte die dwingt tot improvisatie.

In Den Haag wordt daarom gezocht naar tijdelijke oplossingen. Vaak worden de taken van vertrokken ministers waargenomen door collega’s uit andere departementen, maar dit legt een zware last op de schouders van de overgebleven bewindspersonen. Bovendien is er een grens aan wat een demissionair kabinet mag doen. Grote beslissingen worden doorgeschoven naar het volgende kabinet, terwijl lopende zaken slechts met moeite worden beheerd. Het risico is dat belangrijke dossiers stil komen te liggen of slechts halfslachtig worden aangepakt.

Historisch gezien heeft Nederland vaker periodes van politieke instabiliteit gekend, maar de timing maakt deze situatie extra precair. De verkiezingen zijn al in zicht en de campagnes draaien op volle toeren. Partijen die ministers leveren zullen hun energie eerder steken in het verkiezingsprogramma dan in het draaiend houden van de overheid. Het is daarmee aannemelijk dat de komende maanden vooral worden getypeerd door stilstand en door politieke retoriek in plaats van daadkracht. Voor burgers en bedrijven betekent dit onzekerheid over beleid op terreinen als migratie, klimaat en economie.

Den Haag fungeert in deze context niet alleen als toneel van politieke strijd maar ook als symbool van bestuurlijke kwetsbaarheid. Het vertrouwen in de politiek staat al langer onder druk en het beeld van een kabinet dat nog verder leegloopt, zal dit gevoel versterken. Het vertrek van de NSC-ministers wordt daardoor niet enkel gezien als een logische stap uit partijbelang, maar ook als een nieuwe deuk in de geloofwaardigheid van het bestuur.

De komende weken zal duidelijk worden hoe de resterende ministers de gaten proberen te dichten. Waarschijnlijk worden interimconstructies opgetuigd om de boel overeind te houden tot de verkiezingen. Toch is de vraag hoe effectief deze lapmiddelen zijn. In de praktijk zal Den Haag vooral afwachten tot de kiezer zich uitspreekt. Pas dan kan er gewerkt worden aan een kabinet dat niet alleen volledig bemand is, maar ook over een stevig mandaat beschikt.

Tot die tijd balanceert de politiek in Den Haag op het randje van stilstand. De geschiedenis leert dat Nederland veerkrachtig genoeg is om zulke periodes te overbruggen, maar de prijs is een land dat maandenlang wacht op richting en duidelijkheid. En dat is misschien wel de grootste schade van dit vertrek.