In de geopolitieke verhoudingen van vandaag speelt Israël een disproportioneel zichtbare rol. Ondanks zijn geringe omvang oefent de Joodse staat invloed uit op wereldwijde besluitvorming, wapenleveranties, cybertechnologie en diplomatie. Tegelijk is Israël een natie die leeft met de herinnering aan vervolging, de schaduw van de Holocaust, en een geschiedenis van oorlogen en terreur aan haar grenzen. Die unieke combinatie heeft geleid tot een permanente paradox. Israël is tegelijk een vesting en een actor die voortdurend de wereld tracht te beïnvloeden. En daarin gaat het steeds vaker mis.

Israël heeft in de Levant zijn militaire en technologische overmacht stevig gevestigd, grotendeels dankzij ongekende steun van de Verenigde Staten. Toch blijft het internationale beleid van Israël handelen vanuit een hardnekkig vijanddenken: de overtuiging dat de wereld hen vijandig gezind is. Vanuit dat idee worden niet alleen militaire operaties in buurlanden gelegitimeerd, maar ook inmenging in buitenlandse politiek, digitale surveillance op wereldschaal en diplomatieke intimidatie van critici.

De ironie is pijnlijk, door met argwaan en wantrouwen naar de wereld te kijken, wakkert Israël precies de verhalen aan waar het zich zo fel tegen keert. De gedachte dat Israël over disproportionele invloed beschikt, dat het in het geheim politieke systemen manipuleert of via technologie andere staten controleert, wordt door datzelfde gedrag bevestigd in de ogen van complotdenkers. Waar kritiek op Israël ooit ging over mensenrechten, kolonisering of vredesprocessen, is die kritiek vandaag besmet geraakt met antisemitische motieven die zich verhullen in geopolitieke taal.

Maar die vermenging van kritiek en haat komt niet uit het niets. Door elke vorm van politieke kritiek te framen als antisemitisch, ook wanneer die afkomstig is van Joden zelf, ondergraaft Israël het vermogen van de wereldgemeenschap om rechtvaardigheid te eisen. Wie wijst op de systematische bezetting van Palestijns gebied of op oorlogsmisdaden in Gaza, wordt al snel weggezet als vijand. Zo ontstaat een perverse dynamiek waarin Israël de vijandbeelden die het zegt te bestrijden, zelf produceert.

Tegelijk is er reden tot begrip. Israël is geen koloniale macht op veilige afstand, maar een staat die omringd is door landen die haar bestaansrecht vaak expliciet ontkennen. Vreedzame co-existentie lijkt steeds verder weg. Groepen als Hamas, Hezbollah en zelfs sommige staten in de regio gebruiken geweld en haatretoriek die niets te maken hebben met legitieme verzetsdaden, maar voortkomen uit diepe ideologische vijandigheid. In zo’n context is het begrijpelijk dat Israël zich verdedigt, dat het afluistert, infiltreert en waakzaam is. Dat is niet onterecht, maar het is ook niet zonder grens.

De uitdaging ligt precies daar, hoe kan een staat die terecht waakzaam is, zich niet verliezen in het wantrouwen dat uiteindelijk zijn morele gezag ondermijnt? Hoe kan Israël tegelijk een veilige thuishaven voor Joden zijn én een staat die ruimte laat voor internationale kritiek, vrede en verzoening?

Wat vandaag ontbreekt, is zelfreflectie aan de kant van de macht. Israël hoeft niet perfect te zijn, maar het moet wel erkennen dat het geen slachtoffer alleen meer is. Het is ook dader, heerser, bezetter. Wie dat niet onder ogen wil zien, draagt niet bij aan de veiligheid van het land, maar aan zijn isolatie.

Israël leeft in een permanente paradox. De wereld moet die erkennen. Maar Israël zelf ook.

, ,