Tijdens de eerste coronajaren gebeurde iets opmerkelijks. Terwijl winkels, kantoren en uitgaansgelegenheden sloten, trokken mensen massaal de natuur in. Wandelroutes werden overspoeld, onbekende bospaadjes raakten vertrapt, en zelfs de stilste duinen klonken plots als een stadspark. Voor velen werd het bos de nieuwe kroeg, de hei een soort openluchttherapie. De lockdown bracht rust in de stad, maar drukte in het buitengebied. En die ontwikkeling lijkt blijvend.

Tegelijkertijd veranderde ook het gedrag van wilde dieren. In de stilte van lege wegen en pleinen waagden everzwijnen zich tot in de dorpskernen van Italië, liepen herten door de parken van Londen en werden vossen brutaler in hun jacht op stadsduiven. Roofvogels in het Verenigd Koninkrijk leerden zelfs verkeerslichten te gebruiken als jachtmoment, omdat ze wisten dat auto’s stil zouden staan en prooidieren zich dan ongestoord konden verplaatsen.

Wat begon als een tijdelijke gedragsverandering van mens en dier, lijkt inmiddels structureel. Maar waar de mens zichzelf na corona opnieuw heeft gepositioneerd als regelmatige bezoeker van bossen, velden en kustlijnen, blijkt de wilde natuur steeds minder ruimte te vinden.

De paradox van de natuurliefhebber

Het lijkt op het eerste gezicht een goed teken dat mensen meer de natuur in trekken. We wandelen, fietsen, kamperen en zwemmen meer dan ooit. Maar paradoxaal genoeg brengen die goedbedoelde uitjes juist schade toe aan de kwetsbare ecosystemen die we zeggen te koesteren.

Natuurgebieden zijn niet ontworpen voor massatoerisme. Paden verbreden, zeldzame vogels trekken zich terug door verstoring, reeën worden zenuwachtig van honden die loslopen. Zelfs stilzittende bezoekers dragen bij aan verstoring wanneer hun aanwezigheid roofdieren weghoudt uit jachtgebieden. Het Nationaal Park de Hoge Veluwe zag sinds 2020 een structurele stijging in bezoekersaantallen, met als gevolg dat het gedrag van moeflons, dassen en edelherten merkbaar is veranderd.

De mens is letterlijk en figuurlijk meer aanwezig in het territorium van het wild. En als reactie daarop zijn wilde dieren op zoek gegaan naar rustiger oorden. Soms is dat diep het bos in. Soms is dat juist de stad, waar rust te vinden is tussen rotondes en fietspaden.

Wilde dieren als stadsmigrant

In veel Europese landen worden stadsranden inmiddels regelmatig bezocht door wolven, lynxen of everzwijnen. Wat eerst incidenten leken, zijn nu vaste routes geworden. De wolf bijvoorbeeld, lang verdwenen uit West-Europa, is terug in Duitsland, Frankrijk, België en Nederland. In Drenthe en Gelderland zien boeren hun schapen vaker aangevallen worden, terwijl wandelaars klagen over ‘te dichtbij komende’ wolven.

Maar diezelfde wandelaars hebben zelf het leefgebied van deze roofdieren steeds verder verkleind. We leggen snelwegen aan dwars door natuurcorridors, bouwen vakantiewoningen midden in het bos en planten hectares zonnevelden op de rand van beschermde duingebieden. En als de wolf daarop reageert door zich aan te passen, bijvoorbeeld door in de schemering door een woonwijk te lopen, klinkt de roep om afschot of verplaatsing.

Zelfs roofvogels passen zich razendsnel aan de veranderende wereld aan. In de Amerikaanse staat New Jersey, net buiten de metropool New York, werd in december 2020 een havik gespot die verkeerslichten gebruikte om prooien te verrassen. Zodra het licht op rood sprong en het verkeer tot stilstand kwam, sloeg de vogel toe. Dit opmerkelijke gedrag toont hoe wilde dieren zich aanpassen aan een door mensen gedomineerde omgeving. Het voorval werd vastgelegd door lokale waarnemers en beschreven in een artikel van The Hill

De omgekeerde migratie van wild naar stad is dus niet enkel een teken van aanpassingsvermogen, maar ook van noodzaak.

Rewilding en menselijke weerstand

Initiatieven om oorspronkelijke diersoorten terug te brengen in Europa stuiten op steeds meer weerstand. Zo stuitte recent een plan om de Euraziatische lynx opnieuw uit te zetten in het noorden van Engeland op bezwaren van lokale landeigenaren en boeren. Volgens The Guardian [30 juni 2025] uitte zelfs de nationale natuurregulator zorgen over het draagvlak, ondanks de ecologische voordelen.

De lynx, ooit een essentiële predator in het ecosysteem, zou kunnen helpen bij het reguleren van hertenpopulaties. Maar omdat de mens inmiddels het hele landschap gebruikt – voor wandelen, fietsen, jagen, houtkap, recreatie en landbouw – is er nauwelijks ruimte voor een roofdier dat ongestoord zijn gang kan gaan.

De les van de pandemie

De coronapandemie leerde ons hoe belangrijk natuur is voor ons welzijn. Maar het leerde ons niet hoe we de natuur met rust kunnen laten. In plaats van de stilte van de lockdowns te benutten voor herstel, hebben we het buitengebied opnieuw gekoloniseerd.

De vraag die nu centraal staat, is niet óf we van de natuur mogen genieten, maar hóé.

Mensen zullen altijd de natuur opzoeken. Dat is niet erg. Maar als we blijven doen alsof wij de enige gebruikers zijn van het landschap, zullen dieren blijven verdwijnen of zich juist ongewenst aanpassen. Als we klagen over wolven in woonwijken, moeten we ook erkennen dat wij dagelijks door hun achtertuin wandelen.

Het is tijd voor zelfreflectie.

Niet alleen over hoe we omgaan met wild, maar vooral over onze eigen rol als verstorende factor. De natuur redt zich wel, maar alleen als wij leren wat het betekent om er écht in harmonie mee te leven.

Met Typify blijf je bij. En soms zelfs een stapje voor.
Typify is een blog over de wereld van nu. Over trends die op het eerste gezicht klein lijken, maar veel zeggen over de tijd waarin we leven. Ook als het gaat om onze relatie met de natuur. Van roofvogels bij stoplichten tot wolven in woonwijken, Typify onderzoekt hoe wij samenleven met wilde dieren in een veranderend landschap. Sinds corona is de grens tussen mens en natuur vervaagd, en Typify laat zien wat dat betekent. Met scherpe observaties, culturele reflectie en oog voor het detail.