Wat het Most Favored Nation-beleid typify’t, en waarom Europa nú moet handelen

In 2020 kondigde Donald Trump het zogenaamde Most Favored Nation-beleid aan: een maatregel die farmaceuten verplicht om in de VS geen hogere medicijnprijzen te hanteren dan in landen waar diezelfde medicijnen het goedkoopst zijn. In de praktijk zijn dat vaak Europese landen, waar prijsregulering standaard is.

Deze zet raakte een gevoelige zenuw. Jarenlang konden farmaceuten torenhoge prijzen vragen in de VS, in ruil voor één impliciete belofte: dan zou een groot deel van hun R&D-budget ook dáár besteed worden. Het was een soort stilzwijgende deal tussen Washington en Big Pharma: hoge marges tegen innovatie op eigen bodem.

Maar dat model wankelt. De internationale concurrentie om kennis, innovatie en controle over gezondheidstechnologie wordt scherper.

Enter Europe.

Als prijsdruk in de VS structureel wordt, zullen farmaceuten moeten heroverwegen waar ze hun miljarden aan R&D uitgeven. Waarom investeren in een regio waar politieke onrust en regelgeving marges verkleinen, als Europa stabiliteit, talent én een groeiende biotechsector biedt?

Voor Europa ligt hier een kans. Slimme beleidskeuzes kunnen R&D investeringen aantrekken die eerder automatisch richting Silicon Valley of Boston gingen. Denk aan fiscale prikkels, snellere toelatingstrajecten voor geneesmiddelen, en gerichte samenwerking tussen publieke kennisinstellingen en de industrie.

De pandemie heeft al laten zien hoe belangrijk Europese autonomie op het gebied van geneesmiddelen is. Dit is hét moment om die autonomie structureel te versterken.

Kortom: het debat over medicijnprijzen in de VS gaat niet alleen over dollars, maar over geopolitieke innovatiekracht. Het is een typisch voorbeeld van hoe binnenlands beleid internationale verschuivingen kan veroorzaken.

Europa hoeft geen fan van Trump te zijn om te profiteren van het momentum dat hij al dan niet bewust in gang heeft gezet.

Dit artikel is verschenen op het Typify blog.

,