Elk jaar herhaalt zich dezelfde discussie waarin politici roepen dat het tijd is om schoolzwemmen nieuw leven in te blazen. De gedachte is dat meer lessen automatisch zullen leiden tot meer kinderen met een zwemdiploma, maar wie goed kijkt naar wat er in de praktijk gebeurt, ziet dat dit idee vooral een geruststellende illusie is. De groeiende groep kinderen die niet leert zwemmen doet dat namelijk niet omdat er te weinig lessen zijn of omdat de kosten te hoog oplopen, maar omdat een deel van de ouders principiële of culturele bezwaren heeft tegen gemengd zwemmen. Het is een antropologisch fenomeen dat inmiddels groter wordt dan de politiek wil erkennen en dat vraagt om een eerlijkere analyse dan de zoveelste roep om extra middelen.

In vrijwel alle Nederlandse gemeenten worden zwemlessen voor lage inkomens volledig vergoed. Toch blijft de deelname achter in bepaalde wijken waar nieuwkomers en vooral islamitische gezinnen geconcentreerd zijn. De reden hiervoor ligt zelden in geld en veel vaker in een botsing tussen opvattingen over lichamelijkheid en opvoeding. Het idee dat jongens en meisjes samen in het water stappen en zich in hetzelfde gebouw omkleden, geeft ouders het gevoel dat hun kinderen te vroeg worden blootgesteld aan een open vorm van omgang die in hun eigen sociale wereld niet vanzelfsprekend is. Dat is geen aanval op religie en ook geen moreel oordeel, maar een beschrijving van een culturele realiteit die zich in Nederland steeds zichtbaarder manifesteert.

Onderwijzers en zwembaden ervaren dat vooral jongens uit deze gezinnen worden thuisgehouden. Ouders kiezen liever voor volledige afwezigheid dan voor een systeem waarin hun waarden niet worden weerspiegeld. Daarmee ontstaat een paradox die we moeilijk onder ogen zien. Nederland is een land dat tot de vrijgevochten wereld behoort waarin gezamenlijk sporten en gemengd zwemonderwijs vanzelfsprekend zijn, maar die vanzelfsprekendheid blijkt niet universeel deelbaar. De overheid kan miljoenen extra beschikbaar stellen, gemeenten kunnen alle kosten blijven vergoeden, maar zolang ouders bezwaar houden verandert het percentage kinderen dat een diploma haalt nauwelijks. Linkse partijen blijven geld als het wondermiddel presenteren, omdat het een politiek veilig antwoord is. Het negeert echter de kern van het probleem waardoor de situatie elk jaar opnieuw dezelfde blijft.

Ondertussen groeit het risico. Nederland is een waterland en kinderen zonder zwemdiploma lopen aantoonbaar meer gevaar. De verschillen vallen vooral op tijdens schoolreisjes waar sommige kinderen niet mee mogen, en op zomerdagen waarin badmeesters melden dat uitval in zwemvaardigheid zich concentreert binnen herkenbare groepen. Dat is niet omdat deze kinderen het niet zouden willen leren, maar omdat de drempels door hun ouders worden bepaald. De essentie van het probleem ligt in de spanning tussen twee werelden die beide legitiem zijn maar elkaar op dit punt niet overlappen.

Wie het echt wil oplossen moet minder denken vanuit westerse idealen over gedeelde ruimtes en meer vanuit de culturele motieven die het gedrag van ouders bepalen. Zwemlessen in kleinere groepen, varianten met gescheiden uren of aangepaste instructiemomenten kunnen meer effect hebben dan het herintroductie ritueel van schoolzwemmen dat vooral goed voelt maar weinig praktische winst oplevert. Het vraagt om dezelfde nuchtere manier van kijken die in de antropologie gebruikelijk is waarin men patronen begrijpt zonder ze te veroordelen en oplossingen zoekt zonder te vervallen in ideologische reflexen.

De toekomst van zwemveiligheid hangt niet af van meer budget of meer bureaucratische programma’s maar van het vermogen om de diversiteit aan opvoedstijlen serieus te nemen. Pas wanneer de lessen worden vormgegeven op een manier die aansluit bij wat ouders acceptabel vinden zal het aandeel kinderen met een zwemdiploma echt stijgen. Tot die tijd blijft schoolzwemmen vooral een politieke leus die het probleem overschaduwt in plaats van oplost. Typify.blog is er om die bredere werkelijkheid scherp te houden, juist wanneer de nuance dreigt te verdwijnen achter de geruststellende eenvoud van goedbedoeld beleid.

,