Plantaardig eten wordt vaak gepresenteerd als het antwoord op de grote uitdagingen van onze tijd. Het zou de oplossing zijn voor klimaatverandering, dierenleed en zelfs wereldwijde honger. Grafieken en cijfers vliegen ons om de oren. Bekende databronnen zoals Our World in Data en studies van Poore en Nemecek worden aangehaald om te laten zien dat een groot deel van alle landbouwgrond in dienst staat van vee. Voorstanders schetsen een toekomstbeeld waarin het verbannen van vlees en zuivel niet alleen logisch is, maar ook moreel superieur. Maar achter deze overtuiging schuilt een complexere werkelijkheid die meer nuance verdient.

Wie naar de oorsprong van de mens kijkt, ziet dat vlees eten geen bijzaak was, maar een voorwaarde voor ons bestaan. De ontdekking van vuur en het vermogen om vlees te bereiden heeft de mens in staat gesteld om meer calorieën en hoogwaardige proteïnen uit voedsel te halen. Onze hersenen zijn in omvang en complexiteit toegenomen vanaf het moment dat dierlijk vet en vlees een vaste plek kregen in het dieet. Antropologen zijn het erover eens dat zonder deze voedingsstoffen de menselijke soort zich niet zo had ontwikkeld. Dat betekent dat ons vermogen tot redeneren, tot cultuur en zelfs tot moraal voortkomt uit de keuze van onze voorouders om vlees te eten. Een beroep doen op een hogere moraal om vlees af te wijzen, kan daarom niet los worden gezien van diezelfde evolutionaire achtergrond.

Dat wil niet zeggen dat we vandaag geen keuzes meer kunnen maken. Moraal ontstaat juist doordat we verder kunnen kijken dan onze biologische impulsen. Seks is natuurlijk, maar verkrachting verwerpen we en vervangen we door wederzijdse instemming. Vlees eten is natuurlijk, maar dat betekent niet dat we dieren massaal in megastallen moeten opsluiten en hen een leven vol lijden laten leiden. Het natuurlijke is de basis, de moraal bepaalt de grenzen. Maar het idee dat je als mens moreel verheven bent door vlees volledig uit je dieet te schrappen, miskent dat jouw vermogen om zo’n keuze überhaupt te maken te danken is aan generaties die vlees aten.

Daar komt bij dat het de vraag is wat een volledig plantaardig dieet op lange termijn met onze soort zou doen. Evolutionair gezien passen wij ons aan aan ons voedsel. Wat gebeurt er als we dierlijke proteïnen volledig achterwege laten en miljoenen jaren van biologische ontwikkeling negeren? Zullen onze lichamen zich aanpassen, of zullen we kwetsbaarder worden voor tekorten en cognitieve problemen? Er zijn aanwijzingen dat langdurige tekorten aan vitamine B12, ijzer en omega 3 niet alleen lichamelijke schade veroorzaken, maar ook cognitieve functies verzwakken. Het is zelfs bekend dat sekten soms proteïnerijk voedsel onthouden om leden volgzamer te maken. Het is speculatief, maar het roept de vraag op of een plantaardig mens op de lange termijn dezelfde mentale veerkracht behoudt.

Naast de evolutionaire dimensie is er de ecologische realiteit. Het klopt dat dieren een grote impact hebben op landgebruik en uitstoot. Rundvlees is veruit het meest belastend en draagt disproportioneel bij aan ontbossing en methaanuitstoot. Maar de manier waarop de cijfers vaak gepresenteerd worden is misleidend. Grasland wordt in de statistieken van Our World in Data meegeteld als landbouwgrond die verloren zou gaan aan vee, terwijl het in werkelijkheid vaak gaat om ecosystemen die niet geschikt zijn voor menselijke landbouw. Zonder grazers zouden ze nog steeds bestaan, alleen zouden ze veranderen in struikgewas of bos. Hooi en kuilgras worden meegeteld alsof ze direct voor vee worden verbouwd, terwijl dit producten zijn van natuurlijke vegetatie. Ook restproducten zoals sojaschroot of bietenpulp worden gepresenteerd alsof ze puur voor vee geproduceerd worden, terwijl het feitelijk bijproducten zijn van processen die ook zonder vee plaatsvinden. Het frame dat driekwart van de landbouwgrond “voor dieren” is, verliest daarmee zijn zuiverheid.

Plantaardig eten scoort zonder twijfel beter wanneer je puur kijkt naar CO₂-uitstoot of landgebruik per kilo product. Bonen en linzen veroorzaken een fractie van de impact van rundvlees. Maar de vergelijking per kilo product is oneerlijk, omdat voedingswaarde verschilt. Een kilo linzen bevat minder bruikbaar eiwit dan een kilo vlees. Wanneer je rekent per gram proteïne zie je dat kip en eieren dichter in de buurt komen van peulvruchten. Rundvlees blijft inefficiënt, maar het verschil tussen dierlijk en plantaardig wordt kleiner zodra je corrigeert voor wat het lichaam daadwerkelijk nodig heeft.

Dat neemt niet weg dat een verschuiving richting meer plantaardig eten voordelen heeft. Minder uitstoot, minder druk op landbouwgrond, minder mest. Maar in de praktijk haken veel mensen af. Onderzoek laat zien dat de meerderheid van de ex-vegetariërs en ex-veganisten terugvalt naar vlees. De reden is vaak gebrek aan energie, kracht of praktische haalbaarheid. Proteïne uit planten is minder geconcentreerd en vaak incompleet. Supplementen voor B12, ijzer, zink en omega 3 zijn noodzakelijk. Voor een deel van de bevolking is dat geen probleem, maar voor miljarden mensen wereldwijd is het niet realistisch.

De sociaaleconomische werkelijkheid maakt dit nog duidelijker. In rijke steden is vleesloos eten een keuze, in arme landen is vlees of melk een levensvoorwaarde. Een kip of een geit levert geconcentreerde voeding in gebieden waar akkerbouw nauwelijks mogelijk is. In India, waar miljoenen mensen uit religieuze of culturele overtuiging vegetarisch leven, komen tekorten aan ijzer, vitamine B12 en zink opvallend vaak voor. Dat leidt tot bloedarmoede, vermoeidheid en vertraagde groei, vooral bij kinderen. Onderzoekers spreken over een zogenoemd ‘thin-fat phenotype’, waarbij mensen bij een normaal gewicht relatief weinig spiermassa en veel buikvet hebben. De oorzaak daarvan is complex en niet alleen toe te schrijven aan het ontbreken van vlees, maar ook aan armoede, beperkte voedseldiversiteit en slechte toegang tot supplementen. Juist in dit soort landen wordt zichtbaar hoe ingewikkeld het in de praktijk is om een volledig veganistisch dieet gezond vol te houden.

Daarmee komt het belangrijkste morele bezwaar tegen vleesconsumptie niet voort uit het feit dat we vlees eten, maar uit de manier waarop we het produceren. De industriële veehouderij is een systeem van extreme efficiëntie en extreme wreedheid. Miljarden dieren leven hun hele bestaan in donkere stallen, zonder daglicht of ruimte. Pluimvee leeft met tienduizenden in een hal, varkens worden opgesloten in hokken waar ze nauwelijks kunnen bewegen, kalveren worden direct na geboorte bij hun moeder weggehaald. Het zijn praktijken die haaks staan op respect voor dieren. Dieren sterven in de natuur ook, maar ze leven daar vrij tot dat moment. In de vleesindustrie lijden ze vanaf de eerste dag.

Dat dierenleed is moeilijk te rechtvaardigen. Wie vlees eet, kan zich niet verschuilen achter cijfers over uitstoot of landgebruik. Het echte probleem ligt in hoe wij dieren behandelen. Biologisch vlees biedt een gedeeltelijke uitweg. Dieren hebben meer ruimte, krijgen een natuurlijker dieet en ervaren minder stress. Ook daar sterven ze, maar met een leven dat dichter bij hun natuur ligt. Voor wie vlees wil eten is dit een moreel beter alternatief.

De toekomst ligt waarschijnlijk niet in absolute extremen. Een volledig plantaardige wereld is een illusie, net als het idee dat we onverminderd door kunnen gaan met industriële veehouderij. De weg vooruit zal een hybride vorm zijn. Meer plantaardig eten waar dat kan, minder vlees in het geheel, en het vlees dat we wel eten biologisch of uit regeneratieve systemen. Daarbij zullen alternatieve eiwitbronnen een rol spelen. Insecten hebben een minimale ecologische voetafdruk en zijn rijk aan proteïne. Kweekvlees is nog pril maar belooft op termijn vlees te leveren zonder dierenleed. Plantaardige vleesvervangers zijn nu al populair, maar hun duurzaamheid hangt sterk af van de gebruikte grondstoffen.

Het eerlijke verhaal is dus dat plantaardig eten veel voordelen biedt voor het milieu, maar dat het ook beperkingen kent die vaak worden genegeerd. Veganisten gebruiken graag cijfers die indrukwekkend lijken, maar die in de praktijk vaak gebaseerd zijn op aannames en selectieve framing. De menselijke gezondheid, de sociaaleconomische realiteit en de evolutionaire geschiedenis maken duidelijk dat vleesloos leven geen universeel model kan zijn. Tegelijkertijd is de huidige vleesindustrie onhoudbaar, vooral vanwege het extreme dierenleed.

De waarheid ligt ergens in het midden. Geen enkele beweging heeft het monopolie op wetenschap of moraal. Wat wel zeker is, is dat dieren niet langer als productiemiddelen mogen worden behandeld en dat hun lijden moet verminderen. Biologisch vlees, meer plantaardige voeding en nieuwe eiwitbronnen zoals insecten en kweekvlees vormen samen een pad naar een eerlijker en duurzamer voedselsysteem. Misschien is het geen revolutionaire sprong, maar wel een evolutie die past bij de werkelijkheid.

,